Mairie in de Morvan
Bijeengebracht door Rudi Wester. Contact 2004
Het chalet van Roger
In 1997 kocht ik een huis in de Morvan. Een huis op een berg, aan de rand van een bos, in een streek die bekend staat als erg smerig. Smerig was het huis ook. Dagen achtereen gooide ik emmers water tegen de muren van de keuken. Een warme, donkerbruine drab stroomde traag naar beneden tot mijn enkels waren verdwenen in drie eeuwen oude koffiedik, sigarenrook en roet, vermengd met het meest bijtende schoonmaakmiddel dat ik ken Saint Marc. Gezicht, armen en benen vol bruine spetters keek ik in de verweerde spiegel: welkom in de Morvan, waar de tijd is stil blijven staan.
Die zomer in 1997 dacht ik aan van alles, behalve het kopen van een huis. In gezelschap van mijn nieuwe liefde was ik in een alpenhut op de hoogste berg, de Haut Folin, beland voor een vin blanc. Barman Roger, een donkere, beweeglijke man, altijd uit op een praatje, kende al zijn klanten, zelfs toeristen zoals wij die voor de tweede keer langs kwamen. Onder de indruk van groene rust en stilte vroegen we argeloos naar de prijzen van de huizen in deze streek.
‘Er staat van alles leeg,’ zei Roger, ‘maar hier koop je geen huis via een makelaar, betaal je veel te veel. Je moet de mensen kennen.’
Hij knikte, zijn donkere ogen glommen. Wij knikten ook, bestelden nog een vin blanc, aten crêpes, rookten sigaretten, waren verliefd en genoten van het uitzicht op zijn terras.
Het chalet van barman Roger was een gedroomde vakantieplek. Een tussen berken en naaldbomen verscholen blokhut met een puntdak, een lang balkon en een terras met tafels en banken. ’s Winters kon je er langlaufen, ‘s zomers paardrijden.
In dit bosrijke, beschermde natuurgebied in de Bourgogne hoeven ze niet op hout te besparen. In mijn herinnering waren de kap en het balkon van Rogers chalet rijk versierd met houtsnijwerk. Of dat werkelijk zo was, valt niet meer te controleren. Drie jaar geleden ging de romantische alpenhut in vlammen op, niets meer van over dan een zwart geblakerd hoopje afval in het groen. Er waren geruchten. Hij zou zelf…
Wij hebben de kleine, vrolijke Fransman sinds de brand nooit meer gezien, ook niet aan de bar van het hotel in het dichtstbijzijnde dorp, waar gegroefde mannen s’ morgens om tien uur achter hun petit vin blanc met citroenlimonade zitten. Niemand weet waar Roger naar toe is gegaan. Over een paar jaar zullen de restanten van zijn chalet net zo overwoekerd zijn, als de roestige bordjes op de nooit gebruikte langlaufpistes van de Haut Folin.
Terug naar die zomer op het terras, waar het rook naar dennennaalden, bloemetjes, tijm en andere kruiden. Ik hoorde de schelle roep van de buizerd, die boven onze hoofden zijn rondjes draaide, de stemmen van de mannen binnen, boeren uit de dorpen en gehuchten in de omgeving. Ze maakten hun grappen in een rap, onbegrijpelijk Frans.
De snor en donkere ogen van Roger glommen, druk pratend liep hij heen en weer tussen de bar en het keukentje erachter, waar hij zijn crêpes bakte. De paarden van een groep toeristen die bleef overnachten, hinnikten in de wei.
Ik keek naar mijn ‘nieuwe’ Opel Ascona.
‘Een Turkenbak, mam,’ zeiden mijn dochters bij aanschaf.
En naar mijn nieuwe liefde.
‘Ik hoef toch niet naast hem te lopen, straks denken ze dat hij mijn vader is!’
Dit is onze eerste vakantie samen. Het gezoem van de insecten, de warme avondlucht. Opeens kwam Roger naar buiten.
‘Vient, binnen staat iemand, hij heeft een huis voor jullie te koop.’
Geen wijn
Wie aan Frankrijk denkt, denkt aan zon, lekker eten en mooie wijn. Twee van de drie ontbreken in dit dunbevolkte, ruige gebied, waar het flink kan onweren. Bourgondiërs uit het welvarende Beaune vinden dan ook dat er uit de Morvan niets goeds kan komen. Ni bons gens, ni bons vents.
Volgens kenners is dit oudste stukje Frankrijk tegelijk gevormd met de Ardennen en de Vogezen, als onderdeel van het Massif Central toen de rest nog onder de zeespiegel lag. Inmiddels zijn de bergen afgesleten tot heuvels, alleen de Haut Folin telt 901 meter. Heuvels zonder wijngaarden, want de vroegere laag van afgezette merg en kalk is verdwenen. Hioer wil geen druif groeien.
Juist die schaarste maakt dit gebied zo mooi. Een geelgroene lappendeken van verkavelde stukjes weiland afgezet met kniehoge vlechtheggen, kronkelige weggetjes, stukken bos en overal verspreid groepjes witte Charolaiskoeien met stier en kalfjes.
Dat ik die zomer hier verzeild raakte, kwam doordat mijn nieuwe liefde aan een huidziekte lijdt die van de zon je ergste vijand maakt. Zullen we gaan kamperen in Zuid-Frankrijk, een villa huren in Toscane, een hotel nemen in Umbrië of in een huisje gaan zitten op het strand van een Grieks eiland? Te heet, daarbij leken mijn vakantieplannen verdacht veel op eerder ondernomen reizen met geliefden van vroeger.
Maar zelf kwam hij ook met een slap aftreksel van vakanties naar Zweden met ex-en, in een blokhut van vrienden aan een meer. Ik stelde me waterige ochtenden voor, nat gras, druipende bomen.
‘Daar heb ik echt geen zin in,’ waarschuwde ik meteen.
‘Mij krijg je niet in een tent,’ zei hij dreigend. ‘Ik hoef niet zo nodig, het is dat jij op reis wilt.’
Ik vroeg me wanhopig af waar ik met die man en zijn vitiligo naar toe kon gaan. Opeens had ik het: een plek waar de vooruitgang nog geen vat op heeft en het flink kan regenen terwijl het in de rest van Frankrijk stralend weer is – wist ik uit ervaring. Niet te warm, veel bos, bochtige riviertjes, stuwmeren.
Zo kwam het, dat we een paar weken later om acht uur ’s avonds achter een wildvreemde Fransman aan reden die een huis te koop had. Hij heette Gilles, was een jaar of dertig en woonde in Lyon. Zijn vrouw was van hem weggelopen, hij sliep in het huis van zijn grandmère.
‘Dronken we nog een vin blanc, une autre bière? Het oudste huis uit het dorp,’ zei Gilles trots en liet een grote, ouderwetse sleutel zien. ‘Grand terrain, beau panorama.’
Zijn rechterarm maakte een zwaaibeweging over de houten bar. Nu ook zijn tonton, de broer van zijn grootmoeder, was gestorven, stond het huis leeg. We waren nieuwsgierig.
‘Rij maar achter me aan,’ zei Gilles. Hij drukte zijn sigaret in de asbak uit, groette de mannen aan de bar en liep naar buiten en spurtte weg. Haastig volgden wij hem in de oude Opel Ascona.
Het schemerde al, we scheurden over bochtige wegen, beneveld door witte wijn zag ik de hoge bomen langs me schieten. Het was half acht, ik had honger, waar reden we in vredesnaam naar toe? Gilles stopte bij een schuur met hoge deuren. Aan één ervan hing een bordje Contrôle Tuberculose 1994. Daar ga ik niet in, dacht ik.
Zwemmen is voor kinderen
Met een nieuwe liefde kun je beter geen plekken bezoeken, waar je eerder bent geweest met andere dierbaren. We begonnen onze reis in het uitgestorven provinciestadje Château-Chinon, in een kamer van een klein hotel. De eigenaresse was een vrouw van een jaar of zestig die een wild leven achter de rug had. Inktzwart geverfde haren, lange, glimmende jas, rode puntschoenen, een divablik. Altijd in gezelschap van een wit hondje, net als Irma la Douce. Een echte Française zou mijn moeder met samengeknepen lippen zeggen.
De ‘hoofdstad’ van de Morvan is niet meer dan een dorp, voor cultuur kun je beter naar Autun of Avallon gaan. Enige kunstzinnige is de fontein met de felgekleurde beelden van Niki De Saint Phalle en het wonderlijk Musée du Septennat, tot de nok toe gevuld met geschenken die Francois Mitterand als president van de Franse Republiek in zijn ambtstermijn ontving.
Mitterand is de beroemdste inwoner van de Morvan. Hij begon zijn politieke carrière als burgemeester van Château-Chinon, onder zijn bestuur werd de Morvan, met een oppervlakte van ca. 197.000 ha, in 1970 tot regionaal natuurpark verklaard. De man die Frankrijk van 1981 tot 1995 regeerde, moet gezien zijn goed gevulde museum zeer geliefd zijn geweest. Meubels, tapijten, vazen uit Griekenland, schalen uit Japan, een olifant uit India, een glazen Venetiaanse leeuw uit Italië en medailles, veel medailles.
Na zijn dood, in 1996, verraste hij de Fransen niet alleen met het bestaan van een officiële minnares en dochter, maar ook met de aankoop van een stuk grond hier, op de Mont Beuvray waar hij begraven wilde worden. Deze Napoleontische zelfverering ging zelfs de Fransen te ver.
We aten coq au vin in het hotel en entrecôte met patat in de snackbar aan het plein, waar de jeugd verveeld rondhing. We maakten een door de Office du Tourisme uitgestippelde wandeling richting Arleuf, liepen door weilanden blauw van de korenbloemen, plukten wilde aardbeien en frambozen, maar na een aantal dagen begon ik last te krijgen van vroeger.
Van een vorig bezoek jaren geleden, toen het plensde en ik met twee kleine kinderen op een camping aan het Lac des Settons stond. Na drie dagen regen lieten we de spullen en de tent achter, namen een hotel en moesten ons met twee kleine kinderen vermaken in het slaperige Château-Chinon. Ik herinner me urenlange sessies in restaurants.
Wanhoop en verveling blijven als oud behang aan een plek kleven. Het smoorde mijn nieuwe geluksgevoel. Ondertussen was het ook steeds warmer geworden en ik wilde zwemmen.
‘Zwemmen is voor kinderen, dat doen volwassenen niet,’ zei mijn nieuwe liefde.
Bij ons hotel behoorde een café met een eigen ingang aan de straatkant. ‘s Avonds bediende onze hotelhoudster de tap, de cliëntèle bestond uit mannen van alle leeftijden.
‘Voulez vous me pomper une autre bière?’ vroeg mijn lief.
Een luid gelach klonk op. Pomper betekent niet wat hij dacht dat het zou moeten betekenen.
Ze gaf hem een vette knipoog, tapte een pilsje en vertelde later dat ze al acht jaar in deze streek woonde en pas vorig jaar een prachtige zwemplaats had ontdekt. Op de Haut Folin, het meest romantische bergmeertje dat we ooit hadden gezien. Ze tekende een route op een bierviltje, ze wist het niet meer precies, maar als we het niet konden vinden, moesten we maar naar het chalet rijden van Roger. Dat meer hebben we dat jaar nooit gevonden.
Verliefd op een mairie
Het huis van grandmère stond nog niet zo lang leeg, toch ontbrak elk spoor van sanitaire voorziening. Geen badkamer, geen toilet, zelfs geen poepgat in de tuin te ontdekken. De dood van ton-ton kon niet lang geleden zijn, de twee wilde katten die hij dagelijks te eten gaf, zwierven nog rond het huis.
De buren hadden al geklaagd bij madame Litaudon, de eigenaresse en moeder van onze nieuwe vriend Gilles. Ze stonden nu voor hún deur te miauwen. Madame loste het probleem snel en efficiënt op, beide dieren bracht ze naar de dierenarts voor een spuitje. Katten genoeg in de Morvan, waar de boeren in 1952 electriciteit kregen, maar stofzuigers nog steeds een zeldzaamheid zijn.
Het huis van grandmère is hoger dan de andere huizen, het sierlijke hekwerk voor het raam boven de ingang wijst erop dat het ooit een mairie was, een raadhuis of ambtswoning van de burgemeester.
Omstreeks 1750 gebouwd behoort het tot de oudste huizen van het dorp. Vroeger moet hier veel bedrijvigheid zijn geweest, een bakker, kruidenier, slager, smederij, misschien zelfs een café. Nu is het niet meer dan een handjevol, willekeurig over de helling uitgestrooide, huizen met stapelmuren van natuursteen en leem en leistenen dakpannen.
Langs de weg die door het dorp naar beneden kronkelt richting watermolen, liggen stallen, schuren, berghokken en verroeste, overwoekerde landbouwmachines en auto’s. De mairie staat aan de rand van het bos. Tussen bos en huis stroomt kristalhelder bergwater door een halve meter diep waterbassin, waarin de vrouwen vroeger hun was deden.
Wij liepen achter onze nieuwe Franse vriend aan, het pad op langs de schuur naar het halfronde weiland voor het huis. In het midden stonden drie breed uitwaaierende fruitbomen. Gilles dook meteen de kelder in om terug te komen met een paar flessen wijn. In de tuin gezeten keken we het dal in en zagen hoe de ondergaande zon de gele en groene heuvels bescheen.
Ik keek ook naar mijn geliefde, van pure opwinding was hij wit weggetrokken. Over een uur zou het stikdonker zijn. We moesten nog eten, een slaapplaats zoeken en nu zat ik in de tuin van een onbekende fransman met een vent die verliefd was geworden op een mairie in de Morvan.
Stap in de geschiedenis
Het interieur was als een oude foto. De keukenmuren hadden alle schakeringen rookbruin, het balkenplafond was roetzwart, bois de chêne. De planken tussen de balken liggen niet zoals bij een oud-Hollands plafond dwars, maar à la Francaise parallel aan de balk. In de grote achterkamer waren de ruiten stuk, zwaluwen maakten messcherpe duikvluchten van buiten naar binnen, hun nesten kleefden aan de balk.
De kelder lag vol flessen wijn van zwarte en rode bessen, weckflessen gevuld met perziken, peren, pruimen, sperciebonen, aardewerken potten en grote mandflessen met waterslotjes. De planken van de keukenkast bogen door onder stapels serviesgoed, van antieke kristallen glazen en bonbonnières tot kop en schotels uit de jaren vijftig. Iedere generatie had iets achtergelaten.
We stapten de geschiedenis binnen van vijftig jaar bewoning. In de grote kamer stonden houten ledikanten met krullen op kleine verroeste wieltjes, daarop lagen roze handgemaakte, doorgestikte molton spreien en kussens met kant. In de hoek un table de toilette met lampetkan. Op de natuurstenen schouw zwierven stoffige schilderijtjes, tweedehands crucifixen, brokkelige Mariabeeldjes en een Paus Pius de XIIe van glas. Restanten van een rooms verleden, toen de mairie niet meer dienst deed als raadhuis, maar onderkomen bood aan de Ursulines die hier hun godsdienstlessen gaven. Bij gebrek aan een dorpskerk werden in deze kamer missen opgedragen. Toen tijdens de Franse Revolutie het gepeupel ook het kerkje met de spitse toren in het nabijgelegen dorp Glux-en-Glenne bestormde, lag de mooie crucifix veilig opgeborgen in onze cave.
In de gang stond de meelkist, een eikenhouten tafel met een schuifblad en een kuip eronder, de grote bult bedekt met wilde aarbeien naast de voordeur is de oude broodoven. Een halve eeuw geleden moeten al die kleine boerderijen in de Morvan nog volop in bedrijf zijn geweest. Vijf koeien op stal voor melk en vlees, een varken, paar konijnen en wat kippen voor de huisslacht. Elke boer verbouwde zijn eigen graan, om zelf brood te bakken en had een stukje bos voor zijn energievoorziening
Na een paar flessen wijn zetten wij met toestemming van onze nieuwe vriend in het donker snel de tent op in de schuinaflopende tuin. Gilles gaf ons de sleutel. ‘Hij sliep wel bij zijn moeder in Autun,’ zei hij na afloop van het etentje in het restaurant in Le vieux l’école van Glux-en-Glenne. De kinderen van ons dorp namen het bospad bovenlangs, in de winter langlauften ze naar school. Hun houten ski’s stonden nog op zolder, net als hun speelgoed, het interieur van vier lelijke eenden en de inhoud van een ijzerwinkel.
Er was jaren niemand meer geweest. Roestige bijlen, vijlen, hamers, schroefjes, spijkers, drie electromotoren, een dorsmachine, de banken, wielen en sturen van een 2 CV, houten stoelen met kapotte rieten zittingen, gebutste koekenpannen, pannen van beschadigd email, stapels oude kranten, lege glazen Nescafépotjes, katrollen, kettingen in oranje meniepoeder, kapotte schoorsteenborstels, roestig prikkeldraad, een gigantische kluwen hooipaktouw en vier verweerde spiegels in houten lijsten lagen door elkaar.
In een la van de keukentafel vonden we messen met houten handvatten, in een kast een 2126 bladzijden dik boek, Recueil-Formulaire de la vie pratique et des affaires. Een gids uit 1933, geschreven door een notaris uit Parijs, om brieven of aanvraagformulieren op te stellen voor pratische levenszaken in verband met geboorte, huwelijk en dood. In de kantlijn heeft iemand de prijs van een acte, 1franc 20, doorgestreept en er 1,90 van gemaakt. Met de tijden veranderen de prijzen, ook toen al. Zo bewoog er toch nog iets op de foto van dit huis, waar voor onze komst alles stil had gestaan.
Het chalet van Roger
In 1997 kocht ik een huis in de Morvan. Een huis op een berg, aan de rand van een bos, in een streek die bekend staat als erg smerig. Smerig was het huis ook. Dagen achtereen gooide ik emmers water tegen de muren van de keuken. Een warme, donkerbruine drab stroomde traag naar beneden tot mijn enkels waren verdwenen in drie eeuwen oude koffiedik, sigarenrook en roet, vermengd met het meest bijtende schoonmaakmiddel dat ik ken Saint Marc. Gezicht, armen en benen vol bruine spetters keek ik in de verweerde spiegel: welkom in de Morvan, waar de tijd is stil blijven staan.
Die zomer in 1997 dacht ik aan van alles, behalve het kopen van een huis. In gezelschap van mijn nieuwe liefde was ik in een alpenhut op de hoogste berg, de Haut Folin, beland voor een vin blanc. Barman Roger, een donkere, beweeglijke man, altijd uit op een praatje, kende al zijn klanten, zelfs toeristen zoals wij die voor de tweede keer langs kwamen. Onder de indruk van groene rust en stilte vroegen we argeloos naar de prijzen van de huizen in deze streek.
‘Er staat van alles leeg,’ zei Roger, ‘maar hier koop je geen huis via een makelaar, betaal je veel te veel. Je moet de mensen kennen.’
Hij knikte, zijn donkere ogen glommen. Wij knikten ook, bestelden nog een vin blanc, aten crêpes, rookten sigaretten, waren verliefd en genoten van het uitzicht op zijn terras.
Het chalet van barman Roger was een gedroomde vakantieplek. Een tussen berken en naaldbomen verscholen blokhut met een puntdak, een lang balkon en een terras met tafels en banken. ’s Winters kon je er langlaufen, ‘s zomers paardrijden.
In dit bosrijke, beschermde natuurgebied in de Bourgogne hoeven ze niet op hout te besparen. In mijn herinnering waren de kap en het balkon van Rogers chalet rijk versierd met houtsnijwerk. Of dat werkelijk zo was, valt niet meer te controleren. Drie jaar geleden ging de romantische alpenhut in vlammen op, niets meer van over dan een zwart geblakerd hoopje afval in het groen. Er waren geruchten. Hij zou zelf…
Wij hebben de kleine, vrolijke Fransman sinds de brand nooit meer gezien, ook niet aan de bar van het hotel in het dichtstbijzijnde dorp, waar gegroefde mannen s’ morgens om tien uur achter hun petit vin blanc met citroenlimonade zitten. Niemand weet waar Roger naar toe is gegaan. Over een paar jaar zullen de restanten van zijn chalet net zo overwoekerd zijn, als de roestige bordjes op de nooit gebruikte langlaufpistes van de Haut Folin.
Terug naar die zomer op het terras, waar het rook naar dennennaalden, bloemetjes, tijm en andere kruiden. Ik hoorde de schelle roep van de buizerd, die boven onze hoofden zijn rondjes draaide, de stemmen van de mannen binnen, boeren uit de dorpen en gehuchten in de omgeving. Ze maakten hun grappen in een rap, onbegrijpelijk Frans.
De snor en donkere ogen van Roger glommen, druk pratend liep hij heen en weer tussen de bar en het keukentje erachter, waar hij zijn crêpes bakte. De paarden van een groep toeristen die bleef overnachten, hinnikten in de wei.
Ik keek naar mijn ‘nieuwe’ Opel Ascona.
‘Een Turkenbak, mam,’ zeiden mijn dochters bij aanschaf.
En naar mijn nieuwe liefde.
‘Ik hoef toch niet naast hem te lopen, straks denken ze dat hij mijn vader is!’
Dit is onze eerste vakantie samen. Het gezoem van de insecten, de warme avondlucht. Opeens kwam Roger naar buiten.
‘Vient, binnen staat iemand, hij heeft een huis voor jullie te koop.’
Geen wijn
Wie aan Frankrijk denkt, denkt aan zon, lekker eten en mooie wijn. Twee van de drie ontbreken in dit dunbevolkte, ruige gebied, waar het flink kan onweren. Bourgondiërs uit het welvarende Beaune vinden dan ook dat er uit de Morvan niets goeds kan komen. Ni bons gens, ni bons vents.
Volgens kenners is dit oudste stukje Frankrijk tegelijk gevormd met de Ardennen en de Vogezen, als onderdeel van het Massif Central toen de rest nog onder de zeespiegel lag. Inmiddels zijn de bergen afgesleten tot heuvels, alleen de Haut Folin telt 901 meter. Heuvels zonder wijngaarden, want de vroegere laag van afgezette merg en kalk is verdwenen. Hioer wil geen druif groeien.
Juist die schaarste maakt dit gebied zo mooi. Een geelgroene lappendeken van verkavelde stukjes weiland afgezet met kniehoge vlechtheggen, kronkelige weggetjes, stukken bos en overal verspreid groepjes witte Charolaiskoeien met stier en kalfjes.
Dat ik die zomer hier verzeild raakte, kwam doordat mijn nieuwe liefde aan een huidziekte lijdt die van de zon je ergste vijand maakt. Zullen we gaan kamperen in Zuid-Frankrijk, een villa huren in Toscane, een hotel nemen in Umbrië of in een huisje gaan zitten op het strand van een Grieks eiland? Te heet, daarbij leken mijn vakantieplannen verdacht veel op eerder ondernomen reizen met geliefden van vroeger.
Maar zelf kwam hij ook met een slap aftreksel van vakanties naar Zweden met ex-en, in een blokhut van vrienden aan een meer. Ik stelde me waterige ochtenden voor, nat gras, druipende bomen.
‘Daar heb ik echt geen zin in,’ waarschuwde ik meteen.
‘Mij krijg je niet in een tent,’ zei hij dreigend. ‘Ik hoef niet zo nodig, het is dat jij op reis wilt.’
Ik vroeg me wanhopig af waar ik met die man en zijn vitiligo naar toe kon gaan. Opeens had ik het: een plek waar de vooruitgang nog geen vat op heeft en het flink kan regenen terwijl het in de rest van Frankrijk stralend weer is – wist ik uit ervaring. Niet te warm, veel bos, bochtige riviertjes, stuwmeren.
Zo kwam het, dat we een paar weken later om acht uur ’s avonds achter een wildvreemde Fransman aan reden die een huis te koop had. Hij heette Gilles, was een jaar of dertig en woonde in Lyon. Zijn vrouw was van hem weggelopen, hij sliep in het huis van zijn grandmère.
‘Dronken we nog een vin blanc, une autre bière? Het oudste huis uit het dorp,’ zei Gilles trots en liet een grote, ouderwetse sleutel zien. ‘Grand terrain, beau panorama.’
Zijn rechterarm maakte een zwaaibeweging over de houten bar. Nu ook zijn tonton, de broer van zijn grootmoeder, was gestorven, stond het huis leeg. We waren nieuwsgierig.
‘Rij maar achter me aan,’ zei Gilles. Hij drukte zijn sigaret in de asbak uit, groette de mannen aan de bar en liep naar buiten en spurtte weg. Haastig volgden wij hem in de oude Opel Ascona.
Het schemerde al, we scheurden over bochtige wegen, beneveld door witte wijn zag ik de hoge bomen langs me schieten. Het was half acht, ik had honger, waar reden we in vredesnaam naar toe? Gilles stopte bij een schuur met hoge deuren. Aan één ervan hing een bordje Contrôle Tuberculose 1994. Daar ga ik niet in, dacht ik.
Zwemmen is voor kinderen
Met een nieuwe liefde kun je beter geen plekken bezoeken, waar je eerder bent geweest met andere dierbaren. We begonnen onze reis in het uitgestorven provinciestadje Château-Chinon, in een kamer van een klein hotel. De eigenaresse was een vrouw van een jaar of zestig die een wild leven achter de rug had. Inktzwart geverfde haren, lange, glimmende jas, rode puntschoenen, een divablik. Altijd in gezelschap van een wit hondje, net als Irma la Douce. Een echte Française zou mijn moeder met samengeknepen lippen zeggen.
De ‘hoofdstad’ van de Morvan is niet meer dan een dorp, voor cultuur kun je beter naar Autun of Avallon gaan. Enige kunstzinnige is de fontein met de felgekleurde beelden van Niki De Saint Phalle en het wonderlijk Musée du Septennat, tot de nok toe gevuld met geschenken die Francois Mitterand als president van de Franse Republiek in zijn ambtstermijn ontving.
Mitterand is de beroemdste inwoner van de Morvan. Hij begon zijn politieke carrière als burgemeester van Château-Chinon, onder zijn bestuur werd de Morvan, met een oppervlakte van ca. 197.000 ha, in 1970 tot regionaal natuurpark verklaard. De man die Frankrijk van 1981 tot 1995 regeerde, moet gezien zijn goed gevulde museum zeer geliefd zijn geweest. Meubels, tapijten, vazen uit Griekenland, schalen uit Japan, een olifant uit India, een glazen Venetiaanse leeuw uit Italië en medailles, veel medailles.
Na zijn dood, in 1996, verraste hij de Fransen niet alleen met het bestaan van een officiële minnares en dochter, maar ook met de aankoop van een stuk grond hier, op de Mont Beuvray waar hij begraven wilde worden. Deze Napoleontische zelfverering ging zelfs de Fransen te ver.
We aten coq au vin in het hotel en entrecôte met patat in de snackbar aan het plein, waar de jeugd verveeld rondhing. We maakten een door de Office du Tourisme uitgestippelde wandeling richting Arleuf, liepen door weilanden blauw van de korenbloemen, plukten wilde aardbeien en frambozen, maar na een aantal dagen begon ik last te krijgen van vroeger.
Van een vorig bezoek jaren geleden, toen het plensde en ik met twee kleine kinderen op een camping aan het Lac des Settons stond. Na drie dagen regen lieten we de spullen en de tent achter, namen een hotel en moesten ons met twee kleine kinderen vermaken in het slaperige Château-Chinon. Ik herinner me urenlange sessies in restaurants.
Wanhoop en verveling blijven als oud behang aan een plek kleven. Het smoorde mijn nieuwe geluksgevoel. Ondertussen was het ook steeds warmer geworden en ik wilde zwemmen.
‘Zwemmen is voor kinderen, dat doen volwassenen niet,’ zei mijn nieuwe liefde.
Bij ons hotel behoorde een café met een eigen ingang aan de straatkant. ‘s Avonds bediende onze hotelhoudster de tap, de cliëntèle bestond uit mannen van alle leeftijden.
‘Voulez vous me pomper une autre bière?’ vroeg mijn lief.
Een luid gelach klonk op. Pomper betekent niet wat hij dacht dat het zou moeten betekenen.
Ze gaf hem een vette knipoog, tapte een pilsje en vertelde later dat ze al acht jaar in deze streek woonde en pas vorig jaar een prachtige zwemplaats had ontdekt. Op de Haut Folin, het meest romantische bergmeertje dat we ooit hadden gezien. Ze tekende een route op een bierviltje, ze wist het niet meer precies, maar als we het niet konden vinden, moesten we maar naar het chalet rijden van Roger. Dat meer hebben we dat jaar nooit gevonden.
Verliefd op een mairie
Het huis van grandmère stond nog niet zo lang leeg, toch ontbrak elk spoor van sanitaire voorziening. Geen badkamer, geen toilet, zelfs geen poepgat in de tuin te ontdekken. De dood van ton-ton kon niet lang geleden zijn, de twee wilde katten die hij dagelijks te eten gaf, zwierven nog rond het huis.
De buren hadden al geklaagd bij madame Litaudon, de eigenaresse en moeder van onze nieuwe vriend Gilles. Ze stonden nu voor hún deur te miauwen. Madame loste het probleem snel en efficiënt op, beide dieren bracht ze naar de dierenarts voor een spuitje. Katten genoeg in de Morvan, waar de boeren in 1952 electriciteit kregen, maar stofzuigers nog steeds een zeldzaamheid zijn.
Het huis van grandmère is hoger dan de andere huizen, het sierlijke hekwerk voor het raam boven de ingang wijst erop dat het ooit een mairie was, een raadhuis of ambtswoning van de burgemeester.
Omstreeks 1750 gebouwd behoort het tot de oudste huizen van het dorp. Vroeger moet hier veel bedrijvigheid zijn geweest, een bakker, kruidenier, slager, smederij, misschien zelfs een café. Nu is het niet meer dan een handjevol, willekeurig over de helling uitgestrooide, huizen met stapelmuren van natuursteen en leem en leistenen dakpannen.
Langs de weg die door het dorp naar beneden kronkelt richting watermolen, liggen stallen, schuren, berghokken en verroeste, overwoekerde landbouwmachines en auto’s. De mairie staat aan de rand van het bos. Tussen bos en huis stroomt kristalhelder bergwater door een halve meter diep waterbassin, waarin de vrouwen vroeger hun was deden.
Wij liepen achter onze nieuwe Franse vriend aan, het pad op langs de schuur naar het halfronde weiland voor het huis. In het midden stonden drie breed uitwaaierende fruitbomen. Gilles dook meteen de kelder in om terug te komen met een paar flessen wijn. In de tuin gezeten keken we het dal in en zagen hoe de ondergaande zon de gele en groene heuvels bescheen.
Ik keek ook naar mijn geliefde, van pure opwinding was hij wit weggetrokken. Over een uur zou het stikdonker zijn. We moesten nog eten, een slaapplaats zoeken en nu zat ik in de tuin van een onbekende fransman met een vent die verliefd was geworden op een mairie in de Morvan.
Stap in de geschiedenis
Het interieur was als een oude foto. De keukenmuren hadden alle schakeringen rookbruin, het balkenplafond was roetzwart, bois de chêne. De planken tussen de balken liggen niet zoals bij een oud-Hollands plafond dwars, maar à la Francaise parallel aan de balk. In de grote achterkamer waren de ruiten stuk, zwaluwen maakten messcherpe duikvluchten van buiten naar binnen, hun nesten kleefden aan de balk.
De kelder lag vol flessen wijn van zwarte en rode bessen, weckflessen gevuld met perziken, peren, pruimen, sperciebonen, aardewerken potten en grote mandflessen met waterslotjes. De planken van de keukenkast bogen door onder stapels serviesgoed, van antieke kristallen glazen en bonbonnières tot kop en schotels uit de jaren vijftig. Iedere generatie had iets achtergelaten.
We stapten de geschiedenis binnen van vijftig jaar bewoning. In de grote kamer stonden houten ledikanten met krullen op kleine verroeste wieltjes, daarop lagen roze handgemaakte, doorgestikte molton spreien en kussens met kant. In de hoek un table de toilette met lampetkan. Op de natuurstenen schouw zwierven stoffige schilderijtjes, tweedehands crucifixen, brokkelige Mariabeeldjes en een Paus Pius de XIIe van glas. Restanten van een rooms verleden, toen de mairie niet meer dienst deed als raadhuis, maar onderkomen bood aan de Ursulines die hier hun godsdienstlessen gaven. Bij gebrek aan een dorpskerk werden in deze kamer missen opgedragen. Toen tijdens de Franse Revolutie het gepeupel ook het kerkje met de spitse toren in het nabijgelegen dorp Glux-en-Glenne bestormde, lag de mooie crucifix veilig opgeborgen in onze cave.
In de gang stond de meelkist, een eikenhouten tafel met een schuifblad en een kuip eronder, de grote bult bedekt met wilde aarbeien naast de voordeur is de oude broodoven. Een halve eeuw geleden moeten al die kleine boerderijen in de Morvan nog volop in bedrijf zijn geweest. Vijf koeien op stal voor melk en vlees, een varken, paar konijnen en wat kippen voor de huisslacht. Elke boer verbouwde zijn eigen graan, om zelf brood te bakken en had een stukje bos voor zijn energievoorziening
Na een paar flessen wijn zetten wij met toestemming van onze nieuwe vriend in het donker snel de tent op in de schuinaflopende tuin. Gilles gaf ons de sleutel. ‘Hij sliep wel bij zijn moeder in Autun,’ zei hij na afloop van het etentje in het restaurant in Le vieux l’école van Glux-en-Glenne. De kinderen van ons dorp namen het bospad bovenlangs, in de winter langlauften ze naar school. Hun houten ski’s stonden nog op zolder, net als hun speelgoed, het interieur van vier lelijke eenden en de inhoud van een ijzerwinkel.
Er was jaren niemand meer geweest. Roestige bijlen, vijlen, hamers, schroefjes, spijkers, drie electromotoren, een dorsmachine, de banken, wielen en sturen van een 2 CV, houten stoelen met kapotte rieten zittingen, gebutste koekenpannen, pannen van beschadigd email, stapels oude kranten, lege glazen Nescafépotjes, katrollen, kettingen in oranje meniepoeder, kapotte schoorsteenborstels, roestig prikkeldraad, een gigantische kluwen hooipaktouw en vier verweerde spiegels in houten lijsten lagen door elkaar.
In een la van de keukentafel vonden we messen met houten handvatten, in een kast een 2126 bladzijden dik boek, Recueil-Formulaire de la vie pratique et des affaires. Een gids uit 1933, geschreven door een notaris uit Parijs, om brieven of aanvraagformulieren op te stellen voor pratische levenszaken in verband met geboorte, huwelijk en dood. In de kantlijn heeft iemand de prijs van een acte, 1franc 20, doorgestreept en er 1,90 van gemaakt. Met de tijden veranderen de prijzen, ook toen al. Zo bewoog er toch nog iets op de foto van dit huis, waar voor onze komst alles stil had gestaan.