Verstrikt in een spiegelPaleis
door Ingrid Hoogervorst
Maskerades. Vermommingen. Raadsels. Schrijvers zijn er dol op. Niet alleen verstoppen ze graag boodschappen in hun teksten, romans met dubbele bodems en vol verwijzingen, ook goochelen ze graag met pseudoniemen en roepen fictieve dichters of romanciers in het leven. Dan bedoel ik niet schrijvers die onder een pseudoniem publiceren en daarnaast een ander leven leiden. Ik doel op auteurs die onder verschillende namen schrijven en naast hun eigen boeken dus ook het werk van die andere, niet bestaande persoon, schrijven.
De Portugese dichter Fernando Pessoa ((1888-1935) schreef naast zijn eigen poëzie ook het werk van Alberto Caeiro, Ricardo Reis, en Álvaro de Campos. Drie door hemzelf gecreeërde dichters, die hij heteroniemen noemde en elk voorzag van een eigen biografie, met geboorte- en sterfdatum, beroep en karakter. Volgens zijn vertaler en biograaf August Willemsen in Fernando Pessoa: het ik als vreemde (2000) was Pessoa ‘meer ikken dan ikzelf’, en tegelijkertijd niemand: ‘Ik ben de plaats slechts waar/ Gevoeld wordt of gedacht.’ Hij kon zijn denken niet stopzetten, maar denken was ontoereikend om antwoord te geven op zijn vragen. Daardoor raakte hij verlamd, ‘een naar binnen gewonden kluwen’. Om die impasse te doorbreken bracht hij zichzelf onder bij fictieve anderen.
Schrijven is een spel met taal. Met jezelf. Met anderen. Het liefst op allerlei verschillende schaakborden tegelijk. Ik denk aan Elena Ferrante. Sinds 1992 oogst deze Italiaanse schrijfster internationaal successen met boeken over een jeugd in het arme Napels van na de Tweede Wereldoorlog. Het vierluik De geniale vriendin ging met vier miljoen boeken in drie jaar tijd over de toonbank. Vrouwenboeken volgens sommigen. Misschien. Zijn ze ook geschreven door een vrouw? Niemand kan het met zekerheid te zeggen zolang de schrijver die haar in leven riep, niet opstaat.
Via de omweg van het pseudoniem een nieuw schrijverschap creëren, een andere gedaante aannemen, een identiteit achter wie je je kunt verschuilen, aan wie je je verborgen of verdrongen kanten kunt toeschrijven, bij wie je tijdelijk kunt ontsnappen aan trauma’s en obsessies. Het is een verleidelijk spel. En verleidelijke spelletjes kunnen ook gevaarlijk worden.
Ik kende ooit een schrijver die een fictieve dichter in het leven riep, een psychiatrische patiënt die de wereld vanuit de inrichting met zijn verzen bestookte. Die verzen waren verbluffende staaltjes van waanzin. Hij kon er zijn doodsverlangens in kwijt, obsessies met sex, geweld en zijn eigen dood. Zodra de gekkenpoëet van stal werd gehaald, wist ik dat het weer spookte in zijn hoofd. De gedichten waren van een verhullende, postmoderne taligheid waar geen lezer iets van snapte, maar de schrijver zélf joegen ze achteraf enorme angst aan. Hij werd letterlijk doodsbang voor zijn zelf gecreëerde heteroniem.
Ik moest eraan denken toen ik Lacci (in Ndl vertaling Strikken, 2017), de nieuwe roman van de onbekende Italiaanse auteur Domenico Starnone las. Ik wilde het boek in de Nieuwsshow bespreken en bij verschijning kwam het mysterie van Elena Ferrante weer volop in het nieuws. Ruim tien jaar geleden wees het taalcomputerprogramma van professor Vittorio Loreto en zijn team van wiskundigen aan de Universiteit van Rome Starnone aan als de creator van de bestsellerauteur Ferrante. Het vergelijkende tekst-analyseprogramma van Loreto kijkt niet naar inhoud, betekenis of woordgebruik, maar onderzoekt de opeenvolging en combinatie van letters. Elke auteur laat onbewust een vingerafdruk na in zijn teksten.
Indertijd baseerde Loreto zijn onderzoek op de debuutromans van beide auteurs: L’Amore molesto van Elena Ferrante ( in Nederlandse vertaling Kwellende liefde ,1992) en Via Gemito van Domenico Starnone (in Nederlandse vertaling De straat der klachten, 2003), waarmee hij de Premio Strega, de belangrijkste literaire prijs van Italië won. Hier was een en dezelfde schrijver aan het woord.
Ook inhoudelijk lijken de boeken op elkaar.
Beide romans beschrijven de herinneringen van een vrouw, respectievelijk man, aan een nachtmerrieachtige jeugd in een achterstandswijk van Napels, onder de knoet van armoede, fascisme en oorlog. Een gezin dat bestaat uit een moeder die naaister is en een gewelddadige vader, een miskend kunstenaar, die bij de spoorwegen werkt. Starnone ontkende de aantijging, ook al wees het follow-the-money onderzoek van journalist Claudio Gatti vorig jaar in dezelfde richting. De geldstroom van de uitgeverij bleek uit te komen bij Starnone, die de laatste jaren voor miljoenen euro’s aan vastgoed bleek te hebben aangeschaft in een van de duurste wijken van Rome. Gatti ging er echter voetstoots van uit dat Ferrante wel een vrouw moest zijn en wees Starnones echtgenote Anita Raja aan, een freelance vertaalster van Duitse literatuur.
Niks daarvan, zegt Loreto. Domenico Starnone is Elena Ferrante. Met 100 % zekerheid.
Geld en roem zijn verslavend. Toegeven dat al die door miljoenen lezers aanbeden vrouwenboeken uit zijn koker komen, is geen sinecure. Ook al is het bewijs onomstotelijk vastgesteld, Starnone verkiest het raadsel in stand te houden. Is hij verslaafd aan het spel van vermommingen dat hem niet alleen steenrijk maar ook wereldberoemd maakte? Al is het via de omweg van de anonimiteit. Net als Arnon Grunberg zijn Marek van der Jagt moest opgeven toen dezelfde professor Vittorio Loreto hem in opdracht van NRC ontmaskerde en aantoonde dat hier een en dezelfde auteur aan het woord was, zou het geheim onthullen het einde betekenen van zijn briljante spel op het literaire schaakbord.
In een openbare brief aan Elena Ferrante kreeg hij bijval van de Napolitaanse Roberto Saviano, schrijver van Gomorra (2006): ‘Ik heb ontdekt dat er waarheden bestaan die bijna onmogelijk te onthullen zijn zonder anoniem te blijven. Naast de geschreven woorden stuur je ook je gezicht en lichaam de wereld in. Dat kan beangstigend zijn. Als schrijver bied je je vlees en bloed aan en kunnen je vijanden je aan stukken scheuren,’ schreef Saviano die sinds de publicatie van zijn roman over Italiaanse maffiapraktijken onder permanente bewaking staat en geen stap kan zetten zonder een korps veiligheidsagenten op zijn hielen.’
Als voorzitter stelde Saviano Elena Ferrante kandidaat voor de Premio Strega 2015. Dat niet iedereen in eigen land met de bekroning ingenomen was, is begrijpelijk. Aan wie had de jury haar prijs nou eigenlijk toegekend? Niet zonder gevoel voor drama schreef Saviano in zijn openbare brief: ‘Ik heb ontdekt dat sommige waarheden baat hebben bij een gezicht dat in de schaduw blijft, omdat de dingen die je vertelt dusdanig persoonlijk zijn dat er maar twee opties zijn: of je gaat marchanderen met de waarheid van je verhaal, of je sterft eraan.’
Liegen of sterven. Hoe zou Starnone zich verhouden tot Elena Ferrante? De schrijfster stond aan de wieg van zijn schrijverschap, pas elf jaar later debuteerde hij als romancier onder zijn eigen naam. In een recentelijk interview verzet hij zich hevig tegen een ontmaskering en stelt zich op als slachtoffer van de leugens die de pers in Italië over hem verspreid. ‘Ze stellen alleen maar vragen over die pettegolezzi – de roddels’, klaagt hij tegen de interviewer Jarl van der Ploeg (in De Volkskrant, 20 september). Om ziek van te worden. De journalisten tonen geen interesse in hem of in zijn werk, stellen geen enkele vraag over zijn veertien verschenen romans of over zijn filmscripts en scenario’s.
IK BEN HET NIET. Hij blijft het herhalen. Hij dreint, zeurt, eist, als een kind dat ze zijn speeltje dreigen af te nemen. Intussen is de werkelijkheid bezig hem in te halen. Op het nieuwe boekomslag van Ferrante zet zijn Nederlandse uitgever ook de naam Starnone en met het oog op al die pettegolezzi is schrijvers’ marktwaarde gestegen en Strikken twee maanden eerder op de Nederlandse markt gebracht. Schrijven is een spel dat je met z'n tweeën speelt, Starnone. Het is en blijft de lezer die betekenis toevoegt aan jouw tekst. Diezelfde lezer eist nu een verklaring.
Starnone lijkt verstrikt geraakt in zijn zelf gecreëerde spiegelpaleis. Met al deze gedachten in het achterhoofd begin ik aan zijn roman over een echtpaar en hun twee kinderen. Zowel tussen de man en de vrouw, als de kinderen is de liefde een illusie, een schijnvertoning. Het boek ademt kilte en een door en door cynische kijk op menselijke relaties. Eerst het verhaal dat uit drie delen bestaat en gaat over Aldo Minori, een universitaire docent uit Napels die na twaalf jaar huwelijk zijn vrouw en beide kinderen verlaat om een nieuw leven te beginnen met zijn jongere geliefde Lidia in Rome. Hij snijdt alle banden met het verleden door en is gelukkig in zijn nieuwe baan als producent van televisieprogramma’s. Intussen is de situatie aan het thuisfront desastreus.
De roman opent met de brieven van zijn vrouw Vanda: ‘Misschien ben jij het vergeten, waarde heer, maar ik zal je eraan helpen herinneren: ik ben je vrouw. Ja, ik weet dat je dat vroeger leuk vond, en dan het je nu ineens irriteert. Ik weet dat je doet alsof ik niet besta en nooit bestaan heb omdat je geen slecht figuur wilt slaan bij de uiterst beschaafde mensen met wie je omgaat.’
Vanda vraagt zich wanhopig af waarom haar man haar en hun zoon en dochter in de steek heeft gelaten. Ze smeekt, dreigt, scheldt en eist dat hij zijn vaderplicht vervult. Ten einde raad neemt ze de trein naar Rome om samen met hun beide jonge kinderen te posten bij het huis van de mooie studente om ze getuige te maken van papa’s verraad. Kijk Sandro, kijk Anna, hoe papa verstrengeld met zijn stralende jonge minnares de deur van haar appartementje uit komt. Vanda verliest steeds meer de controle over zichzelf en doet een poging tot zelfmoord.
In het tweede deel is Aldo aan het woord. Veertig jaar later. Vanda is 76, hij 74. Aldo blijkt na drie jaar te zijn teruggekeerd naar Vanda. Ze heeft hem zijn avontuur nooit vergeven en de band met zijn kinderen is nooit hersteld, maar door gevoelens niet uit te spreken en langs elkaar heen te leven, doet het stel hun best de façade van hun huwelijk overeind te houden.
‘En o, wat moet je goed opletten bij Starnone,’ schrijft Anne Branbergen (in De Groene Amsterdammer 27 september). ‘Een verhaal dat we al kenden van… Elena Ferrante. Haar Dagen van verlating uit 2003 is exact hetzelfde verhaal als dat van Strikken van Starnone, alleen klapt het perspectief om. In Ferrante’s boek wordt het verhaal verteld vanuit de verlaten vrouw, in Starnone’s boek van elf jaar later vanuit eerst de vrouw, dan de man, en vervolgens de kinderen. Maar het verhaal blijft hetzelfde.’
Goed opletten, zeker. De rest van zijn leven zal Aldo in zijn lot berusten en ongelukkig zijn. Hij heeft zijn drang naar vrijheid bedwongen, zijn verlangen omgezet in een herinnering aan licht geluk dat hij koestert met een serie naaktfoto’s van Lidia verstopt in een kubus. Net als zijn hart, denkt de lezer, zijn hart heeft hij ook verstopt, gevangen gezet in een onoprecht huwelijk. O, ja? Klopt dat wel? Waarom is Aldo eigenlijk teruggegaan naar zijn vrouw als hij zo gelukkig was in Rome? Schuldgevoel? Speelde zijn geweten op? Hield hij toch meer van Vanda?
Ik lees nog eens terug. De reden die Starnone aanvoert voor Aldo’s verzoening blijkt banaal, laf en getuigend van een narcistische levenshouding. Hij kiest voor de vlucht vooruit: binnen een jaar was Lidia dat meisjesachtige kwijtgeraakt, nu was ze een zeer gerespecteerde vrouw en ‘straalde ze een heel eigen energie uit, als een flakkerende vlam die een discreet, verblindend licht verspreidde. Binnenkort gaat ze bij me weg, dacht ik terwijl ik naar haar keek. Vroeg of laat zou ze zich realiseren dat ze niet verliefd was geworden op mij, maar op het effect dat haar warmte had gehad op mijn persoon, en ze zou begrijpen dat ik eigenlijk maar een tobberig mannetje was.(…) Lidia zou haar hart volgen en mij zo kapotmaken, net zoals ik mijn hart had gevolgd en zo Vanda had kapotgemaakt. Ze zou me verraden, ja dat werkwoord was van toepassing (…). Alleen al het idee dat zoiets zou gebeuren vrat aan me.’
Onze vrijheidszoeker incasseert liever de vernedering van de op zijn schreden teruggekeerde echtgenoot, geeft zich liever over aan het sadisme van zijn ex die hem alleen terugneemt om hem betaald te zetten wat hij haar heeft aangedaan, zwelgt liever in ongeluk, dan de rampspoed te riskeren Lidia kwijt te raken aan een andere man. En zijn kinderen? In het derde deel komen ze aan het woord en halen hun ouders finaal onderuit. Ze hebben wel door gehad dat hun vader zich niet voor hen heeft opgeofferd, zoals hij zegt. ‘Zo is onze vader niet, zegt zijn dochter Anna. ‘Hij is een miezerig verkrampt mannetje’.
Oeps. Ik zou zeggen: Strikken gaat over een man die verstrikt raakt in zijn streven naar vrijheid- een leven in de val die de wereld is geworden. En een roman is fictie en mijn resumé zegt niets (of juist alles) over de mentale staat van schrijver Domenico Starnone. Het raadselachtige van heteronymie is de vraag met welke reden een auteur zijn andere persoon bedacht heeft. Is het een poëtisch spel, een maskerade, of was er sprake van een geestesstoornis en leed Pessoa aan een meervoudig persoonlijkheidssyndroom, dat zich uitte in poëzie?
Goedaardige schizofrenie, noemt August Willemsen het in Literatuur (jg 20, 2003). ‘Pessoa kon alleen zichzelf zijn als hij in de huid kroop van een ander, zoals hij ook alleen kon liefhebben vanuit de beleving van een ander.’
De existentiële leegte die iedere schrijver ervaart. Via de omweg van de ander hoopte Pessoa achter de waarheid te komen, het gordijn weg te trekken waarachter zich de ‘echte’ wereld zou openbaren. Geen wijsheid schenkende zoektocht, maar een fatale omweg, die schitterende poëzie heeft opgeleverd. ‘In hoeverre hij het in de hand had weet ik natuurlijk ook niet precies. Hij was op de rand van waanzin maar niet echt gek,’ zegt Willemsen.
De neuroticus ondergaat zijn obsessies, de kunstenaar beheerst en transformeert ze. Schrijven is een gevaarlijk spel. Het kan met je op de loop gaan. Ik kijk naar de krantenfoto van de opgejaagde Starnone op mijn bureau. IK BEN HET NIET. Hoelang zal hij het volhouden?
Maskerades. Vermommingen. Raadsels. Schrijvers zijn er dol op. Niet alleen verstoppen ze graag boodschappen in hun teksten, romans met dubbele bodems en vol verwijzingen, ook goochelen ze graag met pseudoniemen en roepen fictieve dichters of romanciers in het leven. Dan bedoel ik niet schrijvers die onder een pseudoniem publiceren en daarnaast een ander leven leiden. Ik doel op auteurs die onder verschillende namen schrijven en naast hun eigen boeken dus ook het werk van die andere, niet bestaande persoon, schrijven.
De Portugese dichter Fernando Pessoa ((1888-1935) schreef naast zijn eigen poëzie ook het werk van Alberto Caeiro, Ricardo Reis, en Álvaro de Campos. Drie door hemzelf gecreeërde dichters, die hij heteroniemen noemde en elk voorzag van een eigen biografie, met geboorte- en sterfdatum, beroep en karakter. Volgens zijn vertaler en biograaf August Willemsen in Fernando Pessoa: het ik als vreemde (2000) was Pessoa ‘meer ikken dan ikzelf’, en tegelijkertijd niemand: ‘Ik ben de plaats slechts waar/ Gevoeld wordt of gedacht.’ Hij kon zijn denken niet stopzetten, maar denken was ontoereikend om antwoord te geven op zijn vragen. Daardoor raakte hij verlamd, ‘een naar binnen gewonden kluwen’. Om die impasse te doorbreken bracht hij zichzelf onder bij fictieve anderen.
Schrijven is een spel met taal. Met jezelf. Met anderen. Het liefst op allerlei verschillende schaakborden tegelijk. Ik denk aan Elena Ferrante. Sinds 1992 oogst deze Italiaanse schrijfster internationaal successen met boeken over een jeugd in het arme Napels van na de Tweede Wereldoorlog. Het vierluik De geniale vriendin ging met vier miljoen boeken in drie jaar tijd over de toonbank. Vrouwenboeken volgens sommigen. Misschien. Zijn ze ook geschreven door een vrouw? Niemand kan het met zekerheid te zeggen zolang de schrijver die haar in leven riep, niet opstaat.
Via de omweg van het pseudoniem een nieuw schrijverschap creëren, een andere gedaante aannemen, een identiteit achter wie je je kunt verschuilen, aan wie je je verborgen of verdrongen kanten kunt toeschrijven, bij wie je tijdelijk kunt ontsnappen aan trauma’s en obsessies. Het is een verleidelijk spel. En verleidelijke spelletjes kunnen ook gevaarlijk worden.
Ik kende ooit een schrijver die een fictieve dichter in het leven riep, een psychiatrische patiënt die de wereld vanuit de inrichting met zijn verzen bestookte. Die verzen waren verbluffende staaltjes van waanzin. Hij kon er zijn doodsverlangens in kwijt, obsessies met sex, geweld en zijn eigen dood. Zodra de gekkenpoëet van stal werd gehaald, wist ik dat het weer spookte in zijn hoofd. De gedichten waren van een verhullende, postmoderne taligheid waar geen lezer iets van snapte, maar de schrijver zélf joegen ze achteraf enorme angst aan. Hij werd letterlijk doodsbang voor zijn zelf gecreëerde heteroniem.
Ik moest eraan denken toen ik Lacci (in Ndl vertaling Strikken, 2017), de nieuwe roman van de onbekende Italiaanse auteur Domenico Starnone las. Ik wilde het boek in de Nieuwsshow bespreken en bij verschijning kwam het mysterie van Elena Ferrante weer volop in het nieuws. Ruim tien jaar geleden wees het taalcomputerprogramma van professor Vittorio Loreto en zijn team van wiskundigen aan de Universiteit van Rome Starnone aan als de creator van de bestsellerauteur Ferrante. Het vergelijkende tekst-analyseprogramma van Loreto kijkt niet naar inhoud, betekenis of woordgebruik, maar onderzoekt de opeenvolging en combinatie van letters. Elke auteur laat onbewust een vingerafdruk na in zijn teksten.
Indertijd baseerde Loreto zijn onderzoek op de debuutromans van beide auteurs: L’Amore molesto van Elena Ferrante ( in Nederlandse vertaling Kwellende liefde ,1992) en Via Gemito van Domenico Starnone (in Nederlandse vertaling De straat der klachten, 2003), waarmee hij de Premio Strega, de belangrijkste literaire prijs van Italië won. Hier was een en dezelfde schrijver aan het woord.
Ook inhoudelijk lijken de boeken op elkaar.
Beide romans beschrijven de herinneringen van een vrouw, respectievelijk man, aan een nachtmerrieachtige jeugd in een achterstandswijk van Napels, onder de knoet van armoede, fascisme en oorlog. Een gezin dat bestaat uit een moeder die naaister is en een gewelddadige vader, een miskend kunstenaar, die bij de spoorwegen werkt. Starnone ontkende de aantijging, ook al wees het follow-the-money onderzoek van journalist Claudio Gatti vorig jaar in dezelfde richting. De geldstroom van de uitgeverij bleek uit te komen bij Starnone, die de laatste jaren voor miljoenen euro’s aan vastgoed bleek te hebben aangeschaft in een van de duurste wijken van Rome. Gatti ging er echter voetstoots van uit dat Ferrante wel een vrouw moest zijn en wees Starnones echtgenote Anita Raja aan, een freelance vertaalster van Duitse literatuur.
Niks daarvan, zegt Loreto. Domenico Starnone is Elena Ferrante. Met 100 % zekerheid.
Geld en roem zijn verslavend. Toegeven dat al die door miljoenen lezers aanbeden vrouwenboeken uit zijn koker komen, is geen sinecure. Ook al is het bewijs onomstotelijk vastgesteld, Starnone verkiest het raadsel in stand te houden. Is hij verslaafd aan het spel van vermommingen dat hem niet alleen steenrijk maar ook wereldberoemd maakte? Al is het via de omweg van de anonimiteit. Net als Arnon Grunberg zijn Marek van der Jagt moest opgeven toen dezelfde professor Vittorio Loreto hem in opdracht van NRC ontmaskerde en aantoonde dat hier een en dezelfde auteur aan het woord was, zou het geheim onthullen het einde betekenen van zijn briljante spel op het literaire schaakbord.
In een openbare brief aan Elena Ferrante kreeg hij bijval van de Napolitaanse Roberto Saviano, schrijver van Gomorra (2006): ‘Ik heb ontdekt dat er waarheden bestaan die bijna onmogelijk te onthullen zijn zonder anoniem te blijven. Naast de geschreven woorden stuur je ook je gezicht en lichaam de wereld in. Dat kan beangstigend zijn. Als schrijver bied je je vlees en bloed aan en kunnen je vijanden je aan stukken scheuren,’ schreef Saviano die sinds de publicatie van zijn roman over Italiaanse maffiapraktijken onder permanente bewaking staat en geen stap kan zetten zonder een korps veiligheidsagenten op zijn hielen.’
Als voorzitter stelde Saviano Elena Ferrante kandidaat voor de Premio Strega 2015. Dat niet iedereen in eigen land met de bekroning ingenomen was, is begrijpelijk. Aan wie had de jury haar prijs nou eigenlijk toegekend? Niet zonder gevoel voor drama schreef Saviano in zijn openbare brief: ‘Ik heb ontdekt dat sommige waarheden baat hebben bij een gezicht dat in de schaduw blijft, omdat de dingen die je vertelt dusdanig persoonlijk zijn dat er maar twee opties zijn: of je gaat marchanderen met de waarheid van je verhaal, of je sterft eraan.’
Liegen of sterven. Hoe zou Starnone zich verhouden tot Elena Ferrante? De schrijfster stond aan de wieg van zijn schrijverschap, pas elf jaar later debuteerde hij als romancier onder zijn eigen naam. In een recentelijk interview verzet hij zich hevig tegen een ontmaskering en stelt zich op als slachtoffer van de leugens die de pers in Italië over hem verspreid. ‘Ze stellen alleen maar vragen over die pettegolezzi – de roddels’, klaagt hij tegen de interviewer Jarl van der Ploeg (in De Volkskrant, 20 september). Om ziek van te worden. De journalisten tonen geen interesse in hem of in zijn werk, stellen geen enkele vraag over zijn veertien verschenen romans of over zijn filmscripts en scenario’s.
IK BEN HET NIET. Hij blijft het herhalen. Hij dreint, zeurt, eist, als een kind dat ze zijn speeltje dreigen af te nemen. Intussen is de werkelijkheid bezig hem in te halen. Op het nieuwe boekomslag van Ferrante zet zijn Nederlandse uitgever ook de naam Starnone en met het oog op al die pettegolezzi is schrijvers’ marktwaarde gestegen en Strikken twee maanden eerder op de Nederlandse markt gebracht. Schrijven is een spel dat je met z'n tweeën speelt, Starnone. Het is en blijft de lezer die betekenis toevoegt aan jouw tekst. Diezelfde lezer eist nu een verklaring.
Starnone lijkt verstrikt geraakt in zijn zelf gecreëerde spiegelpaleis. Met al deze gedachten in het achterhoofd begin ik aan zijn roman over een echtpaar en hun twee kinderen. Zowel tussen de man en de vrouw, als de kinderen is de liefde een illusie, een schijnvertoning. Het boek ademt kilte en een door en door cynische kijk op menselijke relaties. Eerst het verhaal dat uit drie delen bestaat en gaat over Aldo Minori, een universitaire docent uit Napels die na twaalf jaar huwelijk zijn vrouw en beide kinderen verlaat om een nieuw leven te beginnen met zijn jongere geliefde Lidia in Rome. Hij snijdt alle banden met het verleden door en is gelukkig in zijn nieuwe baan als producent van televisieprogramma’s. Intussen is de situatie aan het thuisfront desastreus.
De roman opent met de brieven van zijn vrouw Vanda: ‘Misschien ben jij het vergeten, waarde heer, maar ik zal je eraan helpen herinneren: ik ben je vrouw. Ja, ik weet dat je dat vroeger leuk vond, en dan het je nu ineens irriteert. Ik weet dat je doet alsof ik niet besta en nooit bestaan heb omdat je geen slecht figuur wilt slaan bij de uiterst beschaafde mensen met wie je omgaat.’
Vanda vraagt zich wanhopig af waarom haar man haar en hun zoon en dochter in de steek heeft gelaten. Ze smeekt, dreigt, scheldt en eist dat hij zijn vaderplicht vervult. Ten einde raad neemt ze de trein naar Rome om samen met hun beide jonge kinderen te posten bij het huis van de mooie studente om ze getuige te maken van papa’s verraad. Kijk Sandro, kijk Anna, hoe papa verstrengeld met zijn stralende jonge minnares de deur van haar appartementje uit komt. Vanda verliest steeds meer de controle over zichzelf en doet een poging tot zelfmoord.
In het tweede deel is Aldo aan het woord. Veertig jaar later. Vanda is 76, hij 74. Aldo blijkt na drie jaar te zijn teruggekeerd naar Vanda. Ze heeft hem zijn avontuur nooit vergeven en de band met zijn kinderen is nooit hersteld, maar door gevoelens niet uit te spreken en langs elkaar heen te leven, doet het stel hun best de façade van hun huwelijk overeind te houden.
‘En o, wat moet je goed opletten bij Starnone,’ schrijft Anne Branbergen (in De Groene Amsterdammer 27 september). ‘Een verhaal dat we al kenden van… Elena Ferrante. Haar Dagen van verlating uit 2003 is exact hetzelfde verhaal als dat van Strikken van Starnone, alleen klapt het perspectief om. In Ferrante’s boek wordt het verhaal verteld vanuit de verlaten vrouw, in Starnone’s boek van elf jaar later vanuit eerst de vrouw, dan de man, en vervolgens de kinderen. Maar het verhaal blijft hetzelfde.’
Goed opletten, zeker. De rest van zijn leven zal Aldo in zijn lot berusten en ongelukkig zijn. Hij heeft zijn drang naar vrijheid bedwongen, zijn verlangen omgezet in een herinnering aan licht geluk dat hij koestert met een serie naaktfoto’s van Lidia verstopt in een kubus. Net als zijn hart, denkt de lezer, zijn hart heeft hij ook verstopt, gevangen gezet in een onoprecht huwelijk. O, ja? Klopt dat wel? Waarom is Aldo eigenlijk teruggegaan naar zijn vrouw als hij zo gelukkig was in Rome? Schuldgevoel? Speelde zijn geweten op? Hield hij toch meer van Vanda?
Ik lees nog eens terug. De reden die Starnone aanvoert voor Aldo’s verzoening blijkt banaal, laf en getuigend van een narcistische levenshouding. Hij kiest voor de vlucht vooruit: binnen een jaar was Lidia dat meisjesachtige kwijtgeraakt, nu was ze een zeer gerespecteerde vrouw en ‘straalde ze een heel eigen energie uit, als een flakkerende vlam die een discreet, verblindend licht verspreidde. Binnenkort gaat ze bij me weg, dacht ik terwijl ik naar haar keek. Vroeg of laat zou ze zich realiseren dat ze niet verliefd was geworden op mij, maar op het effect dat haar warmte had gehad op mijn persoon, en ze zou begrijpen dat ik eigenlijk maar een tobberig mannetje was.(…) Lidia zou haar hart volgen en mij zo kapotmaken, net zoals ik mijn hart had gevolgd en zo Vanda had kapotgemaakt. Ze zou me verraden, ja dat werkwoord was van toepassing (…). Alleen al het idee dat zoiets zou gebeuren vrat aan me.’
Onze vrijheidszoeker incasseert liever de vernedering van de op zijn schreden teruggekeerde echtgenoot, geeft zich liever over aan het sadisme van zijn ex die hem alleen terugneemt om hem betaald te zetten wat hij haar heeft aangedaan, zwelgt liever in ongeluk, dan de rampspoed te riskeren Lidia kwijt te raken aan een andere man. En zijn kinderen? In het derde deel komen ze aan het woord en halen hun ouders finaal onderuit. Ze hebben wel door gehad dat hun vader zich niet voor hen heeft opgeofferd, zoals hij zegt. ‘Zo is onze vader niet, zegt zijn dochter Anna. ‘Hij is een miezerig verkrampt mannetje’.
Oeps. Ik zou zeggen: Strikken gaat over een man die verstrikt raakt in zijn streven naar vrijheid- een leven in de val die de wereld is geworden. En een roman is fictie en mijn resumé zegt niets (of juist alles) over de mentale staat van schrijver Domenico Starnone. Het raadselachtige van heteronymie is de vraag met welke reden een auteur zijn andere persoon bedacht heeft. Is het een poëtisch spel, een maskerade, of was er sprake van een geestesstoornis en leed Pessoa aan een meervoudig persoonlijkheidssyndroom, dat zich uitte in poëzie?
Goedaardige schizofrenie, noemt August Willemsen het in Literatuur (jg 20, 2003). ‘Pessoa kon alleen zichzelf zijn als hij in de huid kroop van een ander, zoals hij ook alleen kon liefhebben vanuit de beleving van een ander.’
De existentiële leegte die iedere schrijver ervaart. Via de omweg van de ander hoopte Pessoa achter de waarheid te komen, het gordijn weg te trekken waarachter zich de ‘echte’ wereld zou openbaren. Geen wijsheid schenkende zoektocht, maar een fatale omweg, die schitterende poëzie heeft opgeleverd. ‘In hoeverre hij het in de hand had weet ik natuurlijk ook niet precies. Hij was op de rand van waanzin maar niet echt gek,’ zegt Willemsen.
De neuroticus ondergaat zijn obsessies, de kunstenaar beheerst en transformeert ze. Schrijven is een gevaarlijk spel. Het kan met je op de loop gaan. Ik kijk naar de krantenfoto van de opgejaagde Starnone op mijn bureau. IK BEN HET NIET. Hoelang zal hij het volhouden?