Argus, Jrg 2, nr 2 maart 2018
Toen er een einde kwam aan mijn huwelijk dat lang was geweest en vaak erg gelukkig, zocht ik troost waar ik die altijd had gezocht. Waarin ik me als kind verstopte als de ruzies tussen mijn broers en zusters onverdraaglijk werden. Waarin ik tijdens mijn studietijd wegdook wanneer de verwarring te groot werd. Relativeren moet je leren en boeken zijn de ideale leermeesters. Je hoeft er de deur niet voor uit om toch de wereld in te gaan. Begrijp me goed, steun zoeken in literatuur heeft niks te maken met een boek lezen dat herkenning biedt en op die manier troost. Met herkenning en identificatie heb ik niks. Liever lees ik verhalen die zo ver mogelijk afstaan van mijn eigen verhaal. Dit gaat om iets anders.
Aan de zinloosheid van het toeval heb je niks. Je zoekt een patroon in je leven, probeert iets in woorden te vatten, en hebt daar anderen bij nodig. Geen ervaringsdeskundigen. Schrijvers. Filosofen. In het beste geval zijn de eersten in staat geweest hun ervaring te transformeren tot een interessante roman, en biedt de filosofie de levenslessen waar je zo naar hunkert om, ja om wat eigenlijk? Het is onze onbedwingbare neiging om met een betekenisvol verhaal een soort van waarheid te vinden over hoe de wereld in elkaar steekt. Onze behoefte aan taal. Woorden. Verhalen. Om de ondoorgrondelijke, chaotische, op je afstormende werkelijkheid te lijf te gaan. Willekeurige, fragmentarische ervaringen vorm en betekenis te geven. Antwoorden te vinden op je vragen.
‘Mens-zijn, dat is vormgeving van je lotsbestemming toevertrouwen aan de literatuur,’stelt de Franse filosoof Alain Finkielkraut in Een intelligent hart (2010), zijn pleidooi voor het lezen van romans om onze samenleving te doorgronden. In dat eerste scheidingsjaar consumeerde ik boeken zoals andere vrouwen hun geheime voorraden chocola. Ik viste woorden en zinnen op, verzamelde gedachten en ideeën. En schreef ze op in een zwart aantekenboekje. Door de handeling van het schrijven eigende ik ze me toe. Woorden stelde me in staat de beroerde realiteit in een ander, nieuw licht te zien, waardoor dingen betekenis kregen of een nieuwe betekenis aannamen. Met die literaire calorieën kon ik weer een tijdje vooruit.
Een van mijn favoriete schrijvers in die tijd was Julian Barnes. In tijden van liefde en misère kan ik hem aanbevelen. Barnes is de meester van de relativering. Literatuur gaat over herinnering, de terugblik is een begenadigd literair procedé en de Engelse auteur heeft er zijn visitekaartje van gemaakt. Ze zijn van goede wil, die Barnes-mannen, vaak zestigplussers net als hij. Ze hebben vriendschappen gehad, een soort van carrière gemaakt, liefde gekend, passie gevoeld - soms ook een huwelijk gesloten en een scheiding ondergaan, zoals Tony Webster in Barnes’ Booker Prize winnende roman The sense of an Ending (Alsof het voorbij is, 2011). Nu ze de eindstreep bereiken, denken ze terug aan het verleden en dat roept allerlei twijfels op.
Hun pogingen tot reconstructie wordt door Barnes met een ironische knipoog beschreven. Ze gaan wel grondig te werk, zijn personages. Zoals een antiquair zijn zojuist verworven antieke stukken laten ze alle episoden uit hun verleden één voor één door hun handen gaan, en komen tot verrassende ontdekkingen. Er zitten gaten in hun geheugen. Bij bepaalde herinneringen zetten ze vraagtekens. Door vragen te stellen betrekken ze ons, de lezer, bij hun zoektocht naar de waarheid.
Neem Paul Roberts in zijn nieuwste roman The Only Story (Het enige verhaal, 2018). ‘We hebben meestal maar één verhaal te vertellen,’ zegt hij aan het begin van de roman. ‘Ik bedoel niet dat ons maar één ding overkomt in ons leven: er doen zich heel veel gebeurtenissen voor, waar we heel veel verhalen van maken. Maar er is er maar één dat ertoe doet, maar één dat uiteindelijk de moeite van het vertellen waard is. Dit is dat van mij.’ Paul wil ons zijn verhaal wel vertellen, maar vraagt zich meteen al af of dat steeds weer vertellen van dat ene verhaal, je nu dichter bij de waarheid brengt.
Het begint in een zomer begin jaren zestig. Hij is 19 jaar en student. De vrouw op wie hij verliefd wordt, is 48 en getrouwd en moeder van twee volwassen dochters. Deze Susan Macleod leert hij kennen op de tennisclub, ze vormen een uitstekende dubbel en van het een komt het ander. Haar levendigheid en gevoel voor humor trekken hem aan, net als hij zet Susan zich af tegen de gezapigheid van dat duffe Engelse dorp in Surrey. Die zomer veranderde zijn leven voorgoed.
Houden ze hun verhouding eerst geheim voor man, kinderen en ouders, na verloopt van tijd verhuist het stel naar Londen waar Paul aan zijn studie rechten begint en zij. Wat gaat zij eigenlijk doen? ‘Susan maakte elke ochtend ontbijt voor me, elke avond warm eten,’ vertelt hij ons. Dat is niet veel. Is haar huisvrouwenbestaan een verklaring voor haar alcoholisme? Steeds vaker onderneemt ze tochtjes terug naar het dorp om te kijken hoe het haar ex-echtgenoot en dochters vergaat. Lang nadat hun liefde tragisch tot een einde is gekomen, moet Paul constateren dat zij de liefde van zijn leven was. Een verklaring voor het feit dat alles zo rampzalig moest eindigen, heeft hij niet.
Eén van mijn favoriete romans is Levels of Life (Hoogteverschillen, 2013). Barnes schreef het vijf jaar na de dood van zijn vrouw en hij opent met twee beschouwelijke hoofdstukken over ballonvaart en fotografie om vervolgens soepeltjes en bijna ongemerkt toe te werken naar waar het allemaal om draait: een genadeloze fenomenologie van de rouw. Dertig jaar waren ze samen geweest. Zijn echtgenote, de literair agente Pat Kavanagh, overleed najaar 2008, kort nadat een hersentumor bij haar was geconstateerd. Er zaten zevenendertig dagen tussen diagnose en overlijden, schrijft hij in Hoogteverschillen.
De opwinding van het opstijgen, de willekeur van de windrichtingen, de niet te beheersen snelheid en uiteindelijk de onbekende landingsplaats. In de beschouwingen over ballonvaart schuilt een evenzo lucide als rijke metaforiek voor de liefde. Er liggen gouden zinnen verborgen in de overpeinzingen van zijn personages. ‘Wie ballonvaart moet accepteren dat de wind het laatste woord heeft.’ Hoeveel troost gaat er uit van zo’n zin op het moment dat je reikt naar een ‘vormgeving van je lotsbestemming’. Ik hoop dat ik hem juist citeer, de zin kon ik zo snel niet meer terugvinden in het boek.
Literatuur om je te kunnen verzoenen met je lot. Of zoals de filosofe Marjolijn Februari het zo mooi in haar roman De literaire kring formuleerde: er is maar één manier om het leven van mensen te begrijpen, de toevalligheid ervan, de tijdelijkheid en onnadrukkelijkheid, en dat is door het vertellen van losse verhalen buiten de geschiedenis om.’ Voor de levenslessen van de filosofie richtte Alain de Botton zelfs een School of Life op, hij is ook de auteur van het boek Hoe Proust je leven kan veranderen (2004). Wat niet wegneemt dat iedereen weer iets anders uit een boek haalt. Het zal geen toeval zijn dat de in 2015 door eigen hand overleden Joost Zwagerman in Hoogteverschillen juist de ‘veelkantigheid’ van rouw zag en inging op het verlangen naar een door de dood bewerkstelligde hereniging als een onvermijdelijk aspect van de rouw. Iets waar ik indertijd totaal overheen had gelezen.
Het geheugen is onbetrouwbaar en selectief. De essayistische romans van Barnes reflecteren hierop. De vele kanten van spijt en schaamte, onze neiging uit het verleden een verhaal te destilleren dat ons goed uitkomt en beschamende herinneringen wist. ‘Hoe vaak vertellen we ons eigen levensverhaal? Hoe vaak stellen we het bij, verfraaien we, laten we handig dingen weg?’vraagt Tony Webster zich af in The Sense of an Ending. Hij wordt ingehaald door de tijd, feiten laten zich niet altijd straffeloos onderdrukken, ongewild wordt hij er uiteindelijk toch mee geconfronteerd en dat is een bevrijding. Zowel voor hem als voor de lezer.
Waarom in Het enige verhaal die catharsis ontbreekt, is me een raadsel. Het maakt de zoektocht van Paul Roberts er beduidend minder boeiend op. Zijn geliefde Susan grijpt naar de fles, een goede verklaring voor haar destructieve alcoholisme is er niet. Terwijl haar gedrag er in het derde deel zelfs toe leidt dat ze in een psychiatrische inrichting wordt opgenomen waar ze op een ellendige manier overlijdt. Paul is dan al lang uit haar leven verdwenen, op het verzoek van haar dochter om Susan vlak voor haar dood nog een laatste keer te bezoeken gaat hij niet in. Net zo terloops en onnadrukkelijk en willekeurig als hij de relatie als 19-jarige begon, neemt hij als volwassen man ook weer afscheid van haar.
Het maakt zijn constatering na vijftig jaar, waarin hij zijn leven leidde, andere vrouwen beminde, een soort van carrière opbouwde en op verschillende plekken in de wereld woonde, dat zíj toch het verhaal van zijn leven is - Het Enige Verhaal – onwaarschijnlijk.
Mij kon hij niet overtuigen. Er is meer in het boek dat niet lijkt te kloppen, maar eigenlijk maakt het me niet uit. Laat Paul zijn genadeloze observaties doen tijdens het bekijken van zijn verleden, behoedzaam en uitvoerig, van alle kanten, vanuit alle mogelijke standpunten. Het gaat erom je niet te laten afleiden door de verhaallijn en alert te blijven op de vele details en wendingen die via de gedachten van de Barnes-mannen naar binnen glijden.
De gouden zinnen. Ze glippen er tussendoor. Hier is er nog eentje: ‘Het huwelijk is een juwelenkistje dat, door een geheimzinnig tegengestelde van alchemie, goud, zilver en diamant weer in ijzer, stras en kwarts verandert.’ Het is niet de vraag naar het waarheidsgehalte waar het om draait in zijn romans. Het is de vraag of het denken het leven vormgeeft of, omgekeerd, als wapen wordt gehanteerd om haar goed te praten. Ik geloof dat we het antwoord wel weten.
Aan de zinloosheid van het toeval heb je niks. Je zoekt een patroon in je leven, probeert iets in woorden te vatten, en hebt daar anderen bij nodig. Geen ervaringsdeskundigen. Schrijvers. Filosofen. In het beste geval zijn de eersten in staat geweest hun ervaring te transformeren tot een interessante roman, en biedt de filosofie de levenslessen waar je zo naar hunkert om, ja om wat eigenlijk? Het is onze onbedwingbare neiging om met een betekenisvol verhaal een soort van waarheid te vinden over hoe de wereld in elkaar steekt. Onze behoefte aan taal. Woorden. Verhalen. Om de ondoorgrondelijke, chaotische, op je afstormende werkelijkheid te lijf te gaan. Willekeurige, fragmentarische ervaringen vorm en betekenis te geven. Antwoorden te vinden op je vragen.
‘Mens-zijn, dat is vormgeving van je lotsbestemming toevertrouwen aan de literatuur,’stelt de Franse filosoof Alain Finkielkraut in Een intelligent hart (2010), zijn pleidooi voor het lezen van romans om onze samenleving te doorgronden. In dat eerste scheidingsjaar consumeerde ik boeken zoals andere vrouwen hun geheime voorraden chocola. Ik viste woorden en zinnen op, verzamelde gedachten en ideeën. En schreef ze op in een zwart aantekenboekje. Door de handeling van het schrijven eigende ik ze me toe. Woorden stelde me in staat de beroerde realiteit in een ander, nieuw licht te zien, waardoor dingen betekenis kregen of een nieuwe betekenis aannamen. Met die literaire calorieën kon ik weer een tijdje vooruit.
Een van mijn favoriete schrijvers in die tijd was Julian Barnes. In tijden van liefde en misère kan ik hem aanbevelen. Barnes is de meester van de relativering. Literatuur gaat over herinnering, de terugblik is een begenadigd literair procedé en de Engelse auteur heeft er zijn visitekaartje van gemaakt. Ze zijn van goede wil, die Barnes-mannen, vaak zestigplussers net als hij. Ze hebben vriendschappen gehad, een soort van carrière gemaakt, liefde gekend, passie gevoeld - soms ook een huwelijk gesloten en een scheiding ondergaan, zoals Tony Webster in Barnes’ Booker Prize winnende roman The sense of an Ending (Alsof het voorbij is, 2011). Nu ze de eindstreep bereiken, denken ze terug aan het verleden en dat roept allerlei twijfels op.
Hun pogingen tot reconstructie wordt door Barnes met een ironische knipoog beschreven. Ze gaan wel grondig te werk, zijn personages. Zoals een antiquair zijn zojuist verworven antieke stukken laten ze alle episoden uit hun verleden één voor één door hun handen gaan, en komen tot verrassende ontdekkingen. Er zitten gaten in hun geheugen. Bij bepaalde herinneringen zetten ze vraagtekens. Door vragen te stellen betrekken ze ons, de lezer, bij hun zoektocht naar de waarheid.
Neem Paul Roberts in zijn nieuwste roman The Only Story (Het enige verhaal, 2018). ‘We hebben meestal maar één verhaal te vertellen,’ zegt hij aan het begin van de roman. ‘Ik bedoel niet dat ons maar één ding overkomt in ons leven: er doen zich heel veel gebeurtenissen voor, waar we heel veel verhalen van maken. Maar er is er maar één dat ertoe doet, maar één dat uiteindelijk de moeite van het vertellen waard is. Dit is dat van mij.’ Paul wil ons zijn verhaal wel vertellen, maar vraagt zich meteen al af of dat steeds weer vertellen van dat ene verhaal, je nu dichter bij de waarheid brengt.
Het begint in een zomer begin jaren zestig. Hij is 19 jaar en student. De vrouw op wie hij verliefd wordt, is 48 en getrouwd en moeder van twee volwassen dochters. Deze Susan Macleod leert hij kennen op de tennisclub, ze vormen een uitstekende dubbel en van het een komt het ander. Haar levendigheid en gevoel voor humor trekken hem aan, net als hij zet Susan zich af tegen de gezapigheid van dat duffe Engelse dorp in Surrey. Die zomer veranderde zijn leven voorgoed.
Houden ze hun verhouding eerst geheim voor man, kinderen en ouders, na verloopt van tijd verhuist het stel naar Londen waar Paul aan zijn studie rechten begint en zij. Wat gaat zij eigenlijk doen? ‘Susan maakte elke ochtend ontbijt voor me, elke avond warm eten,’ vertelt hij ons. Dat is niet veel. Is haar huisvrouwenbestaan een verklaring voor haar alcoholisme? Steeds vaker onderneemt ze tochtjes terug naar het dorp om te kijken hoe het haar ex-echtgenoot en dochters vergaat. Lang nadat hun liefde tragisch tot een einde is gekomen, moet Paul constateren dat zij de liefde van zijn leven was. Een verklaring voor het feit dat alles zo rampzalig moest eindigen, heeft hij niet.
Eén van mijn favoriete romans is Levels of Life (Hoogteverschillen, 2013). Barnes schreef het vijf jaar na de dood van zijn vrouw en hij opent met twee beschouwelijke hoofdstukken over ballonvaart en fotografie om vervolgens soepeltjes en bijna ongemerkt toe te werken naar waar het allemaal om draait: een genadeloze fenomenologie van de rouw. Dertig jaar waren ze samen geweest. Zijn echtgenote, de literair agente Pat Kavanagh, overleed najaar 2008, kort nadat een hersentumor bij haar was geconstateerd. Er zaten zevenendertig dagen tussen diagnose en overlijden, schrijft hij in Hoogteverschillen.
De opwinding van het opstijgen, de willekeur van de windrichtingen, de niet te beheersen snelheid en uiteindelijk de onbekende landingsplaats. In de beschouwingen over ballonvaart schuilt een evenzo lucide als rijke metaforiek voor de liefde. Er liggen gouden zinnen verborgen in de overpeinzingen van zijn personages. ‘Wie ballonvaart moet accepteren dat de wind het laatste woord heeft.’ Hoeveel troost gaat er uit van zo’n zin op het moment dat je reikt naar een ‘vormgeving van je lotsbestemming’. Ik hoop dat ik hem juist citeer, de zin kon ik zo snel niet meer terugvinden in het boek.
Literatuur om je te kunnen verzoenen met je lot. Of zoals de filosofe Marjolijn Februari het zo mooi in haar roman De literaire kring formuleerde: er is maar één manier om het leven van mensen te begrijpen, de toevalligheid ervan, de tijdelijkheid en onnadrukkelijkheid, en dat is door het vertellen van losse verhalen buiten de geschiedenis om.’ Voor de levenslessen van de filosofie richtte Alain de Botton zelfs een School of Life op, hij is ook de auteur van het boek Hoe Proust je leven kan veranderen (2004). Wat niet wegneemt dat iedereen weer iets anders uit een boek haalt. Het zal geen toeval zijn dat de in 2015 door eigen hand overleden Joost Zwagerman in Hoogteverschillen juist de ‘veelkantigheid’ van rouw zag en inging op het verlangen naar een door de dood bewerkstelligde hereniging als een onvermijdelijk aspect van de rouw. Iets waar ik indertijd totaal overheen had gelezen.
Het geheugen is onbetrouwbaar en selectief. De essayistische romans van Barnes reflecteren hierop. De vele kanten van spijt en schaamte, onze neiging uit het verleden een verhaal te destilleren dat ons goed uitkomt en beschamende herinneringen wist. ‘Hoe vaak vertellen we ons eigen levensverhaal? Hoe vaak stellen we het bij, verfraaien we, laten we handig dingen weg?’vraagt Tony Webster zich af in The Sense of an Ending. Hij wordt ingehaald door de tijd, feiten laten zich niet altijd straffeloos onderdrukken, ongewild wordt hij er uiteindelijk toch mee geconfronteerd en dat is een bevrijding. Zowel voor hem als voor de lezer.
Waarom in Het enige verhaal die catharsis ontbreekt, is me een raadsel. Het maakt de zoektocht van Paul Roberts er beduidend minder boeiend op. Zijn geliefde Susan grijpt naar de fles, een goede verklaring voor haar destructieve alcoholisme is er niet. Terwijl haar gedrag er in het derde deel zelfs toe leidt dat ze in een psychiatrische inrichting wordt opgenomen waar ze op een ellendige manier overlijdt. Paul is dan al lang uit haar leven verdwenen, op het verzoek van haar dochter om Susan vlak voor haar dood nog een laatste keer te bezoeken gaat hij niet in. Net zo terloops en onnadrukkelijk en willekeurig als hij de relatie als 19-jarige begon, neemt hij als volwassen man ook weer afscheid van haar.
Het maakt zijn constatering na vijftig jaar, waarin hij zijn leven leidde, andere vrouwen beminde, een soort van carrière opbouwde en op verschillende plekken in de wereld woonde, dat zíj toch het verhaal van zijn leven is - Het Enige Verhaal – onwaarschijnlijk.
Mij kon hij niet overtuigen. Er is meer in het boek dat niet lijkt te kloppen, maar eigenlijk maakt het me niet uit. Laat Paul zijn genadeloze observaties doen tijdens het bekijken van zijn verleden, behoedzaam en uitvoerig, van alle kanten, vanuit alle mogelijke standpunten. Het gaat erom je niet te laten afleiden door de verhaallijn en alert te blijven op de vele details en wendingen die via de gedachten van de Barnes-mannen naar binnen glijden.
De gouden zinnen. Ze glippen er tussendoor. Hier is er nog eentje: ‘Het huwelijk is een juwelenkistje dat, door een geheimzinnig tegengestelde van alchemie, goud, zilver en diamant weer in ijzer, stras en kwarts verandert.’ Het is niet de vraag naar het waarheidsgehalte waar het om draait in zijn romans. Het is de vraag of het denken het leven vormgeeft of, omgekeerd, als wapen wordt gehanteerd om haar goed te praten. Ik geloof dat we het antwoord wel weten.