ARGUS Jaargang 3, juni 2019
Wat vader doet, was bij ons thuis niet altijd goed. Toch was hij de baas. Als kostwinner en patriarch deed hij wat hij wilde en besliste over alle gezinsgerelateerde zaken rond geld, vakantiebestemming en huisvesting. Gevleugeld gezegde van mijn moeder: ‘Het enige dat ik in te brengen heb zijn lege briefjes’. Die ‘bevelstructuur’ lag aan de basis van ieder traditioneel burgerlijk gezin, waarin de rolverdeling vaststond: mannen buitenshuis, vrouwen binnenshuis, mannen machtig, vrouwen machteloos. Hoe leeg de briefjes van mijn moeder ook waren, reden tot scheiding gaven ze nooit. Gelukkig was mijn vader een humoristische vrijdenker dus viel het mee. Maar haar boze frustratie over het feit dat ze nooit haar eigen leven had kunnen inrichten, zal mij al vroeg hebben gevormd. Ik groeide op met een soort aangeboren feminisme. Vooruitgang betekende: zorgen nooit en te nimmer te worden zoals zij. Dat vond ze trouwens zelf ook. ‘Zorg dat jij het later voor het zeggen krijgt,’ zei ze vaak, haar vuist ballend, ‘en nooit je hand hoeft op te houden.’ Mamma, missie volbracht.
Als kind al ging ik de strijd aan met de dominantie van de mannen om me heen. Mijn oudere broers, mijn vader, mijn meester op de lagere school en later mijn docenten. Ik rebelleerde tegen iedere vorm van onhebbelijke gezagsuitoefening, het zit in de genen. Bij alles wat ik onderneem, speelt het recht op keuzevrijheid en gelijke kansen een rol. In mijn kinderjaren maakten mijn broers thuis de dienst uit. Wanneer ik naar de smaak van de oudste teveel lawaai maakte, sloot hij me op in een bezemkast. Met mijn voeten op een stofzuiger stond ik in de nauwe ruimte overgeleverd aan mijn angst voor het donker. Tot een van mijn zusters het slot opendraaide. Mijn andere broer was een vechtjas die de kinderarmen van zijn zusje met zijn knieën bewerkte. Beiden waren in staat tot dezelfde verschrikkelijke woedeaanvallen die je nooit ergens anders ziet dan tussen familieleden, in de barheid van een gezin.
Mijn meester op de lagere school bespeurde iets dwars en eigenzinnigs in mij dat moest worden afgestraft. Dagelijks werd ik buiten de klas op de gang gezet. Als ik na lange tijd weer naar binnen mocht, moest ik voor het bord gaan staan. ‘Haal de grijns van je gezicht,’ zei hij. Ik snapte niet wat hij bedoelde. ‘Ga dan maar weer weg.’ Ondanks mijn goede leerprestaties ontzegde hij me de toegang tot het lyceum. ‘Waarom mag ik daar niet naar toe?’ vroeg ik ‘Je hebt te weinig doorzettingsvermogen,’ zei hij. Dat ik me zonder steun van thuis of van wie dan ook durfde in te schrijven op de UvA, heb ik vooral te danken aan mijn eigen moed en wilskracht. Toen ving de strijd met mijn vader aan. Omdat ik niet in aanmerking kwam voor een studiebeurs kreeg hij enorm de pest in. Zijn jongste dochter kostte hem teveel geld, daarbij werd ze hem intellectueel de baas. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om zijn minachting te tonen voor mijn studieuze ambities en weigerde op zeker moment te betalen.
Al zijn de lege briefjes van vrouwen als mijn moeder in eigentijdse Westerse samenlevingen een zeldzaamheid geworden, de mannelijke overheersing is nog niet voorbij. Waar mannen en vrouwen allebei buitenshuis werken, is de bevelshuishouding verschoven naar een onderhandelingshuishouding, maar iedere vrouw weet hoeveel moeite het kost met een man tot een gelijke verdeling van huishoudelijke taken te komen. Vrouwen veroverden het publieke domein, vrijwel overal ter wereld volgen ze evenveel onderwijs als mannen en in het bedrijfsleven hebben ze toegang tot alle beroepen, toch krijgen ze nog steeds niet hetzelfde betaald. In de culturele sector wordt de mannelijke blik op de werkelijkheid boven die van de vrouwelijke blik op de werkelijkheid gesteld, de redenen waarom prestigieuze literaire prijzen zelden naar een roman van een vrouw gaan. Een vrouwelijke dirigent is nog steeds een zeldzaamheid. En ook al bekleedden vrouwen de afgelopen vijftig jaar machtsposities in regering en landsbestuur, Nederland heeft nooit een vrouwelijke minister-president gekend.
Hoeveel emancipatieslagen moet een vrouw uitvechten voordat ze komt waar ze wil zijn? Die vraag kwam bij me op, toen ik de nieuwste studie van socioloog Abraham de Swaan las Tegen de vrouwen. ‘Het verzet tegen de opkomst van vrouwen in politiek en bedrijfsleven is stil, stiekem en slinks, wat het ongrijpbaar maakt,’ schrijft De Swaan. ‘Het moet wel ongrijpbaar zijn omdat er geen argumenten meer resten die nog standhouden als ze openlijk worden uitgesproken.’ Het bracht een voorval boven uit de tijd dat ik als docent werkte op een categoriaal gymnasium in Hilversum en solliciteerde als begeleider voor de Rome reizen die mijn 5e klassers maakten. ‘Heb je dat wel geregeld thuis?’ vroeg de rector. ‘Heeft u deze vraag ook aan mijn mannelijke collega gesteld?’ vroeg ik boos. Hij moest me het antwoord schuldig blijven.
Enerzijds is de wereldwijde emancipatie van vrouwen niet meer te stuiten, anderzijds groeit de weerstand hiertegen. Nu meer dan ooit! De Swaan signaleert het in de toename van fundamentalistische gelovigen en de opkomst van extreemrechtse politieke bewegingen: ‘Orthodox gelovigen en jihadisten, rechtse extremisten van allerlei slag, allemaal willen ze de vrouwen thuis houden als huisvrouw en moeder, allemaal onthouden ze de vrouwen hun rechten buitenshuis.’ En dat doen ze op dezelfde manier waarop het patriarchaat er al anderhalve eeuw in is geslaagd slimme en sterke vrouwen eronder te houden: met grof geweld. Gesteund door de ‘volle artillerie van de religie’.
De afgelopen anderhalve eeuw maakten mechanisering en automatisering het natuurlijke mannenwerk waarvoor lichaamskracht was vereist, overbodig. De resterende masculiene beroepen zijn opengebroken voor vrouwen, zodat diezelfde mannen zich nu soms moeten schikken naar een cheffin. Hun heerschappij is aan het afkalven, ze hebben plaats moeten inruimen, het ligt voor de hand dat mannen dit moeilijk kunnen verkroppen. Hoe moeten de jongens uit een immigrantenmilieu met een orthodoxe religieuze achtergrond zich zien te handhaven tegenover meisjes die gelijke kansen eisen en krijgen? Die aantasting van het mannelijk eergevoel berust op de vaste orde: de vrouw gehoorzaamt de man en hij beschermt haar. Alle grote religies verkondigen deze orde als het hoogste ideaal.
‘Deze verstoring van hun zelfbeeld leidt tot wrok, rancune, ressentiment en een gevoel onrechtvaardig behandeld te zijn,’ schrijft De Swaan in zijn boek waarin hij allerlei vormen van vrouwenonderdrukking overal ter wereld de revue laat passeren. Van traditionele genitale- en aangezichtsverminking tot eerwraak en vrouwenvernietiging door IS en aanverwanten. In grote delen van Azië en Noord-Afrika gingen meisjes nog niet zo lang geleden na hun geboorte meteen de emmer in. In China behoorde meisjesmoord tot de gewoonste zaak van de wereld. Maar niet alleen in buitenwesterse samenlevingen speelt vrouwenhaat een rol. Extreemrechtse jongeren marcheren in de VS de internetsites binnen om te getuigen van hun rassenhaat en obsessieve afkeer van feminisme. Ze honen, belasteren, maken vrouwen uit voor oud vuil.
Tegenkrachten tegen vrouwenemancipatie uitten zich vaak in huiselijk geweld. Het komt wereldwijd in alle kringen en op een veel grotere schaal voor dan we denken. De Swaan heeft er weinig begrip voor: ‘Mannen kunnen zich beter verheugd tonen over de nieuwe bevrijdende sekseverhoudingen, die ook hen bevrijdt van allerlei beperkingen en vooroordelen over hoe een ‘echte’ man moet zijn. Niet zwak of bang, maar sterk en moedig.’ Als aangeboren feministe voelde ik me bij het lezen van Tegen de vrouwen gesteund in mijn gevecht om gelijke behandeling. Een gevecht waarin je als het erop aan komt verbazingwekkend vaak alleen staat. Nog steeds zorgen vrouwen meer dan mannen. Zorgde ik meer dan mijn echtgenoot die zijn carrière in de strijd gooide. ‘Was je liever met een trambestuurder getrouwd?’ De woedeaanvallen van mijn broers zag ik terug in onvoorspelbare razernij van in hun mannentrots gekrenkte echtgenoten.
Verlies van status en eer is beschamend en doet pijn. Er is niets huiselijks aan intiem geweld. Vrouwen worden ontmoedigd aangifte te doen en uit schaamte praten ze er ook met elkaar niet over. Juist binnen een cultuur waar zulk intiem geweld wordt veroordeeld, houd je je mond als het jou overkomt. Dat geldt zowel voor mijn hoogopgeleide, welgestelde, blanke vriendinnen als voor mij. Wij kennen allemaal het probleem van onze hoogopgeleide, welgestelde, blanke man. Hoe moet hij zijn vrouw nog de baas blijven als zij in alles net zo goed of niet beter is dan hij? We leven in een gevaarlijke tijd. Onder Trump ruikt de anti-abortusbeweging in de VS weer zijn kans en in Nederland roeren groeperingen zich weer die de vrouw het recht willen ontnemen baas te zijn over haar eigen buik. Overal ter wereld zijn mannen bang en boos dat vrouwen hun gelijken worden. Dat dit gaat gebeuren staat als een paal boven water.
Abraham de Swaan, Tegen de vrouwen. De wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie. Uitgeverij Prometheus.
Als kind al ging ik de strijd aan met de dominantie van de mannen om me heen. Mijn oudere broers, mijn vader, mijn meester op de lagere school en later mijn docenten. Ik rebelleerde tegen iedere vorm van onhebbelijke gezagsuitoefening, het zit in de genen. Bij alles wat ik onderneem, speelt het recht op keuzevrijheid en gelijke kansen een rol. In mijn kinderjaren maakten mijn broers thuis de dienst uit. Wanneer ik naar de smaak van de oudste teveel lawaai maakte, sloot hij me op in een bezemkast. Met mijn voeten op een stofzuiger stond ik in de nauwe ruimte overgeleverd aan mijn angst voor het donker. Tot een van mijn zusters het slot opendraaide. Mijn andere broer was een vechtjas die de kinderarmen van zijn zusje met zijn knieën bewerkte. Beiden waren in staat tot dezelfde verschrikkelijke woedeaanvallen die je nooit ergens anders ziet dan tussen familieleden, in de barheid van een gezin.
Mijn meester op de lagere school bespeurde iets dwars en eigenzinnigs in mij dat moest worden afgestraft. Dagelijks werd ik buiten de klas op de gang gezet. Als ik na lange tijd weer naar binnen mocht, moest ik voor het bord gaan staan. ‘Haal de grijns van je gezicht,’ zei hij. Ik snapte niet wat hij bedoelde. ‘Ga dan maar weer weg.’ Ondanks mijn goede leerprestaties ontzegde hij me de toegang tot het lyceum. ‘Waarom mag ik daar niet naar toe?’ vroeg ik ‘Je hebt te weinig doorzettingsvermogen,’ zei hij. Dat ik me zonder steun van thuis of van wie dan ook durfde in te schrijven op de UvA, heb ik vooral te danken aan mijn eigen moed en wilskracht. Toen ving de strijd met mijn vader aan. Omdat ik niet in aanmerking kwam voor een studiebeurs kreeg hij enorm de pest in. Zijn jongste dochter kostte hem teveel geld, daarbij werd ze hem intellectueel de baas. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om zijn minachting te tonen voor mijn studieuze ambities en weigerde op zeker moment te betalen.
Al zijn de lege briefjes van vrouwen als mijn moeder in eigentijdse Westerse samenlevingen een zeldzaamheid geworden, de mannelijke overheersing is nog niet voorbij. Waar mannen en vrouwen allebei buitenshuis werken, is de bevelshuishouding verschoven naar een onderhandelingshuishouding, maar iedere vrouw weet hoeveel moeite het kost met een man tot een gelijke verdeling van huishoudelijke taken te komen. Vrouwen veroverden het publieke domein, vrijwel overal ter wereld volgen ze evenveel onderwijs als mannen en in het bedrijfsleven hebben ze toegang tot alle beroepen, toch krijgen ze nog steeds niet hetzelfde betaald. In de culturele sector wordt de mannelijke blik op de werkelijkheid boven die van de vrouwelijke blik op de werkelijkheid gesteld, de redenen waarom prestigieuze literaire prijzen zelden naar een roman van een vrouw gaan. Een vrouwelijke dirigent is nog steeds een zeldzaamheid. En ook al bekleedden vrouwen de afgelopen vijftig jaar machtsposities in regering en landsbestuur, Nederland heeft nooit een vrouwelijke minister-president gekend.
Hoeveel emancipatieslagen moet een vrouw uitvechten voordat ze komt waar ze wil zijn? Die vraag kwam bij me op, toen ik de nieuwste studie van socioloog Abraham de Swaan las Tegen de vrouwen. ‘Het verzet tegen de opkomst van vrouwen in politiek en bedrijfsleven is stil, stiekem en slinks, wat het ongrijpbaar maakt,’ schrijft De Swaan. ‘Het moet wel ongrijpbaar zijn omdat er geen argumenten meer resten die nog standhouden als ze openlijk worden uitgesproken.’ Het bracht een voorval boven uit de tijd dat ik als docent werkte op een categoriaal gymnasium in Hilversum en solliciteerde als begeleider voor de Rome reizen die mijn 5e klassers maakten. ‘Heb je dat wel geregeld thuis?’ vroeg de rector. ‘Heeft u deze vraag ook aan mijn mannelijke collega gesteld?’ vroeg ik boos. Hij moest me het antwoord schuldig blijven.
Enerzijds is de wereldwijde emancipatie van vrouwen niet meer te stuiten, anderzijds groeit de weerstand hiertegen. Nu meer dan ooit! De Swaan signaleert het in de toename van fundamentalistische gelovigen en de opkomst van extreemrechtse politieke bewegingen: ‘Orthodox gelovigen en jihadisten, rechtse extremisten van allerlei slag, allemaal willen ze de vrouwen thuis houden als huisvrouw en moeder, allemaal onthouden ze de vrouwen hun rechten buitenshuis.’ En dat doen ze op dezelfde manier waarop het patriarchaat er al anderhalve eeuw in is geslaagd slimme en sterke vrouwen eronder te houden: met grof geweld. Gesteund door de ‘volle artillerie van de religie’.
De afgelopen anderhalve eeuw maakten mechanisering en automatisering het natuurlijke mannenwerk waarvoor lichaamskracht was vereist, overbodig. De resterende masculiene beroepen zijn opengebroken voor vrouwen, zodat diezelfde mannen zich nu soms moeten schikken naar een cheffin. Hun heerschappij is aan het afkalven, ze hebben plaats moeten inruimen, het ligt voor de hand dat mannen dit moeilijk kunnen verkroppen. Hoe moeten de jongens uit een immigrantenmilieu met een orthodoxe religieuze achtergrond zich zien te handhaven tegenover meisjes die gelijke kansen eisen en krijgen? Die aantasting van het mannelijk eergevoel berust op de vaste orde: de vrouw gehoorzaamt de man en hij beschermt haar. Alle grote religies verkondigen deze orde als het hoogste ideaal.
‘Deze verstoring van hun zelfbeeld leidt tot wrok, rancune, ressentiment en een gevoel onrechtvaardig behandeld te zijn,’ schrijft De Swaan in zijn boek waarin hij allerlei vormen van vrouwenonderdrukking overal ter wereld de revue laat passeren. Van traditionele genitale- en aangezichtsverminking tot eerwraak en vrouwenvernietiging door IS en aanverwanten. In grote delen van Azië en Noord-Afrika gingen meisjes nog niet zo lang geleden na hun geboorte meteen de emmer in. In China behoorde meisjesmoord tot de gewoonste zaak van de wereld. Maar niet alleen in buitenwesterse samenlevingen speelt vrouwenhaat een rol. Extreemrechtse jongeren marcheren in de VS de internetsites binnen om te getuigen van hun rassenhaat en obsessieve afkeer van feminisme. Ze honen, belasteren, maken vrouwen uit voor oud vuil.
Tegenkrachten tegen vrouwenemancipatie uitten zich vaak in huiselijk geweld. Het komt wereldwijd in alle kringen en op een veel grotere schaal voor dan we denken. De Swaan heeft er weinig begrip voor: ‘Mannen kunnen zich beter verheugd tonen over de nieuwe bevrijdende sekseverhoudingen, die ook hen bevrijdt van allerlei beperkingen en vooroordelen over hoe een ‘echte’ man moet zijn. Niet zwak of bang, maar sterk en moedig.’ Als aangeboren feministe voelde ik me bij het lezen van Tegen de vrouwen gesteund in mijn gevecht om gelijke behandeling. Een gevecht waarin je als het erop aan komt verbazingwekkend vaak alleen staat. Nog steeds zorgen vrouwen meer dan mannen. Zorgde ik meer dan mijn echtgenoot die zijn carrière in de strijd gooide. ‘Was je liever met een trambestuurder getrouwd?’ De woedeaanvallen van mijn broers zag ik terug in onvoorspelbare razernij van in hun mannentrots gekrenkte echtgenoten.
Verlies van status en eer is beschamend en doet pijn. Er is niets huiselijks aan intiem geweld. Vrouwen worden ontmoedigd aangifte te doen en uit schaamte praten ze er ook met elkaar niet over. Juist binnen een cultuur waar zulk intiem geweld wordt veroordeeld, houd je je mond als het jou overkomt. Dat geldt zowel voor mijn hoogopgeleide, welgestelde, blanke vriendinnen als voor mij. Wij kennen allemaal het probleem van onze hoogopgeleide, welgestelde, blanke man. Hoe moet hij zijn vrouw nog de baas blijven als zij in alles net zo goed of niet beter is dan hij? We leven in een gevaarlijke tijd. Onder Trump ruikt de anti-abortusbeweging in de VS weer zijn kans en in Nederland roeren groeperingen zich weer die de vrouw het recht willen ontnemen baas te zijn over haar eigen buik. Overal ter wereld zijn mannen bang en boos dat vrouwen hun gelijken worden. Dat dit gaat gebeuren staat als een paal boven water.
Abraham de Swaan, Tegen de vrouwen. De wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie. Uitgeverij Prometheus.