Beter je best doen, meisjes!
Boeken van vrouwen scoren goed, maar het literaire circuit neemt ze nauwelijks serieus. Dat is géén gevolg van ‘literair seksisme’, vindt Ingrid Hoogervorst. Willen vrouwelijke auteurs dat hun literaire werk aan aanzien wint, dan moeten ze het autobiografische zien te overstijgen.
De hoge stapels in de boekhandels bewijzen het succes: er verschijnen meer romans van vrouwen dan ooit. Toch vallen er aan vrouwelijke zijde weinig literaire bekroningen.
Op de longlist van de Libris Literatuur Prijs stonden dit jaar achttien titels, en drie ervan waren geschreven door een vrouw. In het maartnummer van Opzij werd het verschijnsel ‘literair seksisme’ genoemd. Dat zorgt er volgens het blad voor dat „vrouwelijke auteurs voor alle grote literaire prijzen systematisch worden genegeerd”.
Ingrid Hoogervorst in: Trouw, Letter & Geest 30 april 2007
Juryvoorzitster Cox Habbema verweerde zich bij de bekendmaking van de keuze tegen deze kritiek. Als enig vrouwelijk lid van de jury van vijf had zij „alle door een vrouw geschreven boeken uit de dozen gehaald, ruim vijftig van de 160. Wat een fatsoenlijk percentage!” Helaas bestond de literatuur van de vrouwelijke auteurs uit lichtgewicht: „Kleine persoonlijke wissewasjes, thrillers, relatieproblemen, al of niet in moord eindigend, of in een cursus.”
„Must try harder, girls”, zei ook schrijfster en juryvoorzitster Muriel Gray bij de bekendmaking van de longlist van de Orange Broadband Prize 2007. Deze prijs van 30.000 pond (zo’n 45.000 euro) is uitsluitend bestemd voor Engelstalige, vrouwelijke fictie en werd speciaal in het leven geroepen om de achterstand van vrouwen in het literaire prijzenveld op te heffen. Maar ach, wat had de jury een hoop rommel voorgezet gekregen. „Saaie, triviale romans over typisch huishoudelijke onderwerpen – verlies van een kind, echtscheiding, klein persoonlijk leed over wat het is om een vrouw te zijn. Sommige boeken waren zo slecht dat je niet begrijpt waarom er bomen voor moeten sneuvelen.”
Die kritiek uit eigen kring kwam hard aan. Een boze verslaggeefster van The Independent wees op het enorme succes van vrouwenliteratuur. Eindelijk hadden vrouwelijke issues een stem gekregen in het literaire veld. Boeken van vrouwen genereren immers gigantische oplagen waardoor uitgevers gedwongen zijn hun beleid erop af te stemmen.
Zeker, als vrouwelijke auteur heb je bij uitgevers een streepje voor. Maar literaire jury’s trekken zich niets aan van verkoopcijfers. Ze lezen een roman op stijl en compositie, beoordelen de vaardigheid waarmee een plot is opgebouwd, kijken of het verhaal het individuele drama overstijgt. En het gesignaleerde gemis aan verbeelding in door vrouwen geschreven boeken is beslist een gegeven. Het zijn dicht-bij-huis-verhalen die niet met twee, maar met honderd benen in de werkelijkheid staan.
Waarom versmallen vrouwen hun literaire speelveld door te blijven hangen in eendimensionaal realisme? En waarom heeft het lezerspubliek, dat voor 90 procent uit vrouwen bestaat, hier zo’n behoefte aan? Vermoedelijk is het succes gebaseerd op een nauwkeurig op elkaar afgestemd vraag en aanbod. Van schrijver en lezer. Van vrouw en vrouw.
Lezers hebben verhalen nodig om het onverklaarbare in hun lot te kunnen begrijpen – je hoort het vaak. Vrouwen lezen liever boeken waarin ze zich herkennen en waarvan ze iets opsteken. De autobiografische roman voorziet hierin. De schrijfsters bestuderen hun eigen gedrag en dat van hun omgeving, ze analyseren, interpreteren, verklaren hun ervaringen en delen die kennis met andere vrouwen.
Veel vrouwen zijn het gelukkigst als ze de pleister kunnen zijn op andermans wonden. Omdat ze behoefte hebben aan verklaringen, nemen ze graag plaats op de stoel van de psycholoog. Freud is doorgedrongen tot brede lagen van de bevolking, en vooral in vrouwenkringen. Sla er de vrouwenbladen maar op na: woorden als ‘onbewust’ en ‘verdringing’ worden te pas en te onpas gebruikt in artikelen met adviezen hoe je je relatie kunt verbeteren.
De vrouw van nu lijkt een expert op het gebied van gespannen moeder-dochterrelaties of tweeslachtige moeder-zoonverhoudingen. „Iedereen is een beetje amateurpsycholoog tegenwoordig”, schreven twee psychologen onlangs in NRC Handelsblad. „Het geeft immers rust te begrijpen wat er in de omgang met anderen misgaat, je eigen reacties te kennen en te weten hoe je ermee om kunt gaan.”
Is het niet die zucht naar verklaringen die vrouwen dwarszit in het literaire speelveld? Literatuur is immers per definitie méér op zoek naar vragen dan naar antwoorden. De hinderlijke explicitering van gevoelens, de onverbloemde weergave van de werkelijkheid, de neiging tot uitleg en verklaring, het druist in tegen het mystieke karakter van kunst. De échte schrijver jaagt iets anders na dan uitleg, een literair meesterwerk laat zich niet na één lezing doorgronden, wil niet verklaren, maar verbeelden en houdt het mysterie dat leven heet in stand.
Vandaar de spaarzame literaire bekroningen voor vrouwen. Iedere criticus wil een opiniemaker zijn. Ze willen dat ene meesterwerk ontdekken dat hun collega’s over het hoofd hebben gezien. Dat ligt nóóit dicht bij huis. Mijn mannelijke collega’s (de meerderheid in literaire jury’s) kijken neer op het genre van de leedconceptie en leedverwoording. Dat zien ze als een beperking van de middelen die de schrijver ten dienste staan.
Willen vrouwen meer kans maken op literaire bekroningen, dan zullen ze boeken moeten schrijven waarin de literaire verbeelding een vrije vlucht neemt. Hoogste tijd voor een ontfreudianisering. De eigen realiteit ontstijgen met romans die uitdagen, verwarring zaaien, onzeker maken. „De hoogste taak van literatuur is de lezer te irriteren”, zei de Servische auteur Milorad Pavic.
Dat de Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek bij het schrijven uit eigen ervaringen put, is zeker. Maar al haar romans ontsnappen aan de psychologische analyse. In De pianiste (in 2001 verfilmd met Isabelle Huppert) draait alles om een ‘gespannen moeder-dochterrelatie’. In een interview zei ze dat het boek ‘een afrekening is met haar moeder’. Ze publiceerde het toen deze nog leefde. „Via, via hoorde ik dat ze het er moeilijk mee had. En ze ontkende natuurlijk alles.”
Jelinek laat de diepgang en gevoelslading niet voortkomen uit het verhaal, maar uit de taal en een ongebreidelde verbeelding. Haar boeken zijn curieuze labyrinten, raadselachtig en dubbelzinnig. Ze jongleert met bizarre, fantasierijke, schokkende beelden die de Weense realiteit transformeren tot een vreemde, andere werkelijkheid.
Onze eigen Hella Haasse (winnares van internationale en nationale literaire prijzen) bezit het vermogen om de binnen- en buitenwereld van haar personages tot een betekenisvol geheel samen te vlechten. Haar literaire oeuvre overstijgt het ‘vrouwelijke autobiografische’. Net als dat van Margriet de Moor die meteen met haar eerste roman, Eerst grijs dan wit dan blauw, haar naam vestigde en de AKO-literatuurprijs won.
In literatuur kan alles. De schrijver kan een schilderijdoek laten spreken (Willem Jan Otten), een ongeboren vrucht laten nadenken over zijn familieleden (Abdelkader Benali), het leven zoeken in de plooien van een rokje (Charlotte Mutsaers).
Willen vrouwen dat hun literaire werk in aanzien wint, ook in de literaire circuits, dan moeten ze deelnemen aan literaire debatten, in in jury’s zien te komen, in redacties van literaire tijdschriften. Maar vooral moeten ze afstand nemen van hun eigen leven en ontsnappen aan hun eigen geslacht.
Daarom zet het initiatief van maandblad Opzij geen zoden aan de dijk. Om tegenwicht te bieden ‘aan het mannelijk prijzengeweld’ besloot het blad de eigen Annie Romeinprijs op te waarderen en jaarlijks uit te reiken „zodat ieder jaar in elk geval één vrouw in de literaire prijzen valt”. Maar een marginale literaire bekroning versterkt het beroerde imago van vrouwenliteratuur en maakt van een schrijfster geen literair zwaargewicht.
Haal boeken van vrouwen uit de niche. Laten we net als in Groot-Brittannië een nieuwe publieksprijs instellen voor vrouwelijke fictie. Maar dan met hulp van een flinke sponsor - Philips, ABN Amro, KLM, of een bedrijf als The Body Shop. Een pittig geldbedrag, een jury die bestaat uit vrouwen als Muriel Gray, lezeressen met verstand van zaken die de lat hoog leggen en niet terugdeinzen voor het debat. Dan zullen vrouwelijke auteurs over tien jaar ook in Nederland hun literaire positie hebben veroverd.
Ingrid Hoogervorst is literatuurcritica en schrijfster. In 2005 verscheen bij De Bezige Bij haar roman Spiegels (ISBN 9023416929).
——————————————————————————————————————–
Vrouwelijke winnaars
De belangrijkste Engelstalige literaire bekroningen, de Booker Prize en de Pulitzer Prize, kennen twee keer zoveel mannelijke als vrouwelijke winnaars. De Nobelprijs voor literatuur, 105 maal uitgereikt, ging tien keer naar een vrouw. Elfriede Jelinek (2004) was de laatste. De Nederlandse AKO Literatuurprijs is van drie van de zeventien keer naar een vrouw gegaan. De Libris Literatuur Prijs kent maar één vrouwelijke winnaar: Frieda Vogels. En de P.C. Hooftprijs - oeuvreprijs, in 1947 ingesteld - werd slechts acht maal toegekend aan een dichteres of romancière.
De hoge stapels in de boekhandels bewijzen het succes: er verschijnen meer romans van vrouwen dan ooit. Toch vallen er aan vrouwelijke zijde weinig literaire bekroningen.
Op de longlist van de Libris Literatuur Prijs stonden dit jaar achttien titels, en drie ervan waren geschreven door een vrouw. In het maartnummer van Opzij werd het verschijnsel ‘literair seksisme’ genoemd. Dat zorgt er volgens het blad voor dat „vrouwelijke auteurs voor alle grote literaire prijzen systematisch worden genegeerd”.
Ingrid Hoogervorst in: Trouw, Letter & Geest 30 april 2007
Juryvoorzitster Cox Habbema verweerde zich bij de bekendmaking van de keuze tegen deze kritiek. Als enig vrouwelijk lid van de jury van vijf had zij „alle door een vrouw geschreven boeken uit de dozen gehaald, ruim vijftig van de 160. Wat een fatsoenlijk percentage!” Helaas bestond de literatuur van de vrouwelijke auteurs uit lichtgewicht: „Kleine persoonlijke wissewasjes, thrillers, relatieproblemen, al of niet in moord eindigend, of in een cursus.”
„Must try harder, girls”, zei ook schrijfster en juryvoorzitster Muriel Gray bij de bekendmaking van de longlist van de Orange Broadband Prize 2007. Deze prijs van 30.000 pond (zo’n 45.000 euro) is uitsluitend bestemd voor Engelstalige, vrouwelijke fictie en werd speciaal in het leven geroepen om de achterstand van vrouwen in het literaire prijzenveld op te heffen. Maar ach, wat had de jury een hoop rommel voorgezet gekregen. „Saaie, triviale romans over typisch huishoudelijke onderwerpen – verlies van een kind, echtscheiding, klein persoonlijk leed over wat het is om een vrouw te zijn. Sommige boeken waren zo slecht dat je niet begrijpt waarom er bomen voor moeten sneuvelen.”
Die kritiek uit eigen kring kwam hard aan. Een boze verslaggeefster van The Independent wees op het enorme succes van vrouwenliteratuur. Eindelijk hadden vrouwelijke issues een stem gekregen in het literaire veld. Boeken van vrouwen genereren immers gigantische oplagen waardoor uitgevers gedwongen zijn hun beleid erop af te stemmen.
Zeker, als vrouwelijke auteur heb je bij uitgevers een streepje voor. Maar literaire jury’s trekken zich niets aan van verkoopcijfers. Ze lezen een roman op stijl en compositie, beoordelen de vaardigheid waarmee een plot is opgebouwd, kijken of het verhaal het individuele drama overstijgt. En het gesignaleerde gemis aan verbeelding in door vrouwen geschreven boeken is beslist een gegeven. Het zijn dicht-bij-huis-verhalen die niet met twee, maar met honderd benen in de werkelijkheid staan.
Waarom versmallen vrouwen hun literaire speelveld door te blijven hangen in eendimensionaal realisme? En waarom heeft het lezerspubliek, dat voor 90 procent uit vrouwen bestaat, hier zo’n behoefte aan? Vermoedelijk is het succes gebaseerd op een nauwkeurig op elkaar afgestemd vraag en aanbod. Van schrijver en lezer. Van vrouw en vrouw.
Lezers hebben verhalen nodig om het onverklaarbare in hun lot te kunnen begrijpen – je hoort het vaak. Vrouwen lezen liever boeken waarin ze zich herkennen en waarvan ze iets opsteken. De autobiografische roman voorziet hierin. De schrijfsters bestuderen hun eigen gedrag en dat van hun omgeving, ze analyseren, interpreteren, verklaren hun ervaringen en delen die kennis met andere vrouwen.
Veel vrouwen zijn het gelukkigst als ze de pleister kunnen zijn op andermans wonden. Omdat ze behoefte hebben aan verklaringen, nemen ze graag plaats op de stoel van de psycholoog. Freud is doorgedrongen tot brede lagen van de bevolking, en vooral in vrouwenkringen. Sla er de vrouwenbladen maar op na: woorden als ‘onbewust’ en ‘verdringing’ worden te pas en te onpas gebruikt in artikelen met adviezen hoe je je relatie kunt verbeteren.
De vrouw van nu lijkt een expert op het gebied van gespannen moeder-dochterrelaties of tweeslachtige moeder-zoonverhoudingen. „Iedereen is een beetje amateurpsycholoog tegenwoordig”, schreven twee psychologen onlangs in NRC Handelsblad. „Het geeft immers rust te begrijpen wat er in de omgang met anderen misgaat, je eigen reacties te kennen en te weten hoe je ermee om kunt gaan.”
Is het niet die zucht naar verklaringen die vrouwen dwarszit in het literaire speelveld? Literatuur is immers per definitie méér op zoek naar vragen dan naar antwoorden. De hinderlijke explicitering van gevoelens, de onverbloemde weergave van de werkelijkheid, de neiging tot uitleg en verklaring, het druist in tegen het mystieke karakter van kunst. De échte schrijver jaagt iets anders na dan uitleg, een literair meesterwerk laat zich niet na één lezing doorgronden, wil niet verklaren, maar verbeelden en houdt het mysterie dat leven heet in stand.
Vandaar de spaarzame literaire bekroningen voor vrouwen. Iedere criticus wil een opiniemaker zijn. Ze willen dat ene meesterwerk ontdekken dat hun collega’s over het hoofd hebben gezien. Dat ligt nóóit dicht bij huis. Mijn mannelijke collega’s (de meerderheid in literaire jury’s) kijken neer op het genre van de leedconceptie en leedverwoording. Dat zien ze als een beperking van de middelen die de schrijver ten dienste staan.
Willen vrouwen meer kans maken op literaire bekroningen, dan zullen ze boeken moeten schrijven waarin de literaire verbeelding een vrije vlucht neemt. Hoogste tijd voor een ontfreudianisering. De eigen realiteit ontstijgen met romans die uitdagen, verwarring zaaien, onzeker maken. „De hoogste taak van literatuur is de lezer te irriteren”, zei de Servische auteur Milorad Pavic.
Dat de Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek bij het schrijven uit eigen ervaringen put, is zeker. Maar al haar romans ontsnappen aan de psychologische analyse. In De pianiste (in 2001 verfilmd met Isabelle Huppert) draait alles om een ‘gespannen moeder-dochterrelatie’. In een interview zei ze dat het boek ‘een afrekening is met haar moeder’. Ze publiceerde het toen deze nog leefde. „Via, via hoorde ik dat ze het er moeilijk mee had. En ze ontkende natuurlijk alles.”
Jelinek laat de diepgang en gevoelslading niet voortkomen uit het verhaal, maar uit de taal en een ongebreidelde verbeelding. Haar boeken zijn curieuze labyrinten, raadselachtig en dubbelzinnig. Ze jongleert met bizarre, fantasierijke, schokkende beelden die de Weense realiteit transformeren tot een vreemde, andere werkelijkheid.
Onze eigen Hella Haasse (winnares van internationale en nationale literaire prijzen) bezit het vermogen om de binnen- en buitenwereld van haar personages tot een betekenisvol geheel samen te vlechten. Haar literaire oeuvre overstijgt het ‘vrouwelijke autobiografische’. Net als dat van Margriet de Moor die meteen met haar eerste roman, Eerst grijs dan wit dan blauw, haar naam vestigde en de AKO-literatuurprijs won.
In literatuur kan alles. De schrijver kan een schilderijdoek laten spreken (Willem Jan Otten), een ongeboren vrucht laten nadenken over zijn familieleden (Abdelkader Benali), het leven zoeken in de plooien van een rokje (Charlotte Mutsaers).
Willen vrouwen dat hun literaire werk in aanzien wint, ook in de literaire circuits, dan moeten ze deelnemen aan literaire debatten, in in jury’s zien te komen, in redacties van literaire tijdschriften. Maar vooral moeten ze afstand nemen van hun eigen leven en ontsnappen aan hun eigen geslacht.
Daarom zet het initiatief van maandblad Opzij geen zoden aan de dijk. Om tegenwicht te bieden ‘aan het mannelijk prijzengeweld’ besloot het blad de eigen Annie Romeinprijs op te waarderen en jaarlijks uit te reiken „zodat ieder jaar in elk geval één vrouw in de literaire prijzen valt”. Maar een marginale literaire bekroning versterkt het beroerde imago van vrouwenliteratuur en maakt van een schrijfster geen literair zwaargewicht.
Haal boeken van vrouwen uit de niche. Laten we net als in Groot-Brittannië een nieuwe publieksprijs instellen voor vrouwelijke fictie. Maar dan met hulp van een flinke sponsor - Philips, ABN Amro, KLM, of een bedrijf als The Body Shop. Een pittig geldbedrag, een jury die bestaat uit vrouwen als Muriel Gray, lezeressen met verstand van zaken die de lat hoog leggen en niet terugdeinzen voor het debat. Dan zullen vrouwelijke auteurs over tien jaar ook in Nederland hun literaire positie hebben veroverd.
Ingrid Hoogervorst is literatuurcritica en schrijfster. In 2005 verscheen bij De Bezige Bij haar roman Spiegels (ISBN 9023416929).
——————————————————————————————————————–
Vrouwelijke winnaars
De belangrijkste Engelstalige literaire bekroningen, de Booker Prize en de Pulitzer Prize, kennen twee keer zoveel mannelijke als vrouwelijke winnaars. De Nobelprijs voor literatuur, 105 maal uitgereikt, ging tien keer naar een vrouw. Elfriede Jelinek (2004) was de laatste. De Nederlandse AKO Literatuurprijs is van drie van de zeventien keer naar een vrouw gegaan. De Libris Literatuur Prijs kent maar één vrouwelijke winnaar: Frieda Vogels. En de P.C. Hooftprijs - oeuvreprijs, in 1947 ingesteld - werd slechts acht maal toegekend aan een dichteres of romancière.