berichten uit de wereld van het boek 2004
Recensies verschenen in de Telegraaf, 2004
Mysterie
Slauerhoff staat te boek als één van de meest raadselachtige Nederlandse schrijvers. Dat geldt niet enkel voor zijn persoon maar ook voor zijn werk. Ik herinner me de vreemde beklemming, die ik als middelbare scholier voelde bij het lezen van zijn verhalen. Onpeilbaar, mysterieus, prachtig. Achteraf denk ik dat rond schrijver en werk de gevaarlijke geheimzinnigheid hing die pubers boeit. Bladerend in mijn oude schoolagenda’s met – zoals mijn getergde leraar natuurkunde het uitdrukte – ‘ingebouwde spiegeltjes’ staan tussen plaatjes van Who, Stones en een beeldschone Marianne Faithful stukken tekst van Slauerhoff en Edgar Allen Poe, wiens mysterieuze verhalen dezelfde raadselachtige beklemming bij me opriepen.
Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) had het aureool van de poète maudit, de vagebond met de romantische, dolende dichtersziel, lijdend aan een allesverterende verlangen naar het onbereikbare. In navolging van zijn Franse voorbeelden Rimbaud, Verlaine en Baudelaire vertoonde hij zich in zijn gedichten en verhalen als een zwerfzieke gelukszoeker, die nergens thuishoorde. Slauerhoff was scheepsarts en maakte vele exotische reizen naar China, Japan, Zuid-Amerika, Afrika of Portugal. De sporen ervan vinden we overal in zijn werk terug. Tel daarbij zijn legendarische slordigheid, zijn wanordelijke liefdesleven (bij voorkeur geschiedenissen met onbereikbare, getrouwde vrouwen), zijn ziekelijkheid en eenzaamheid op, en het beeld van wild en gevaarlijk leven – de droom van elke puber – is compleet.
De foto ‘Slauerhoff in zijn hut aan boord van een schip van de Java-China-Japan lijn’, uit het archief van het Letterkundig Museum, stond in mijn literatuurboek afgedrukt. De knappe, fotogenieke dichter zit in een smetteloos wit scheepsartsuniform achter een bureau, het tropische zonlicht dat schuin door een onzichtbare patrijspoort naar binnen valt, belicht zijn rechterprofiel.
Hij kijkt ons niet aan, zijn blik is gericht op een punt in de verte. Aan de houten wanden vier door de storm schots en scheef hangende lijsten, voor hem op tafel liggen enkele medische instrumenten en een fototoestel. De romantische dichter op zee, die niets moest hebben van het duffe, kleinzielige Nederland.
Slauerhoff legde zijn vele zwerftochten fotografisch vast, om als illustratiemateriaal te gebruiken voor zijn tijdschriftartikelen. Die foto’s zijn, voorzien van commentaar, nu door Etto Krijger gebundeld in Slauerhoff in zelfbeelden. Ik begon meteen gretig te bladeren: stiekem aan boord gesmokkelde Chinese prostituées (die de hele bemanning van syphilis voorzagen), tropische stranden, Caraïbische havenplaatsen, Slauerhoff lezend op een scheepsbed in Chinees gewaad.
Op het omslag de beroemde foto uit mijn schoolboek: ‘Slauerhoff, ordelijk omringd door de parafernalia van de scheepsarts -dichter-fotograaf bedient met zijn rechterhand de knop van een zelfontspanner, waarvan de draad zichtbaar het beeld richting de camera uitloopt.’
Het zelfportret van Slauerhoff, het fraaie spel van licht en duister, allemaal zorgvuldig geënsceneerd, zoals hij zijn hele identiteit van gekwelde dichter zelf creëerde. Hij maakte de foto in een door zijn familie gehuurd zomerhuisje in Bergen!
Ik denk aan mijn tienerdochter, die laatst met het zoveelste witchprojekt, over hypnose en uittreding uit de videotheek thuiskwam. Haar generatie zoekt het mysterie niet in literatuur maar in films. ‘Je gelooft toch niet in die flauwekul,’ zei ik. Een blik vol minachting is mijn deel. Gelijk heeft ze. Ik ben mijn pubergeloof kwijt. Maar ik zou zo weer op hem vallen.
Confectieroman
Kun je op school romanschrijven leren? Je zou zeggen van wel. De Nederlandse boekenmarkt wordt de laatste jaren overspoeld met romans geschreven volgens de regelen der kunst, zoals onderwezen op al dan niet universitaire cursussen creative writing. Keurig verzorgd proza, goed van snit met een snufje maatschappelijk bewustzijn, een theelepel sex, tien eetlepels romantiek, een vingerhoed idealen, een deciliter verdriet, een mespunt wanhoop, een flinke schep actualiteit. Glad getrimd taalgebruik, veel betekenisvolle details, een duidelijke, overzichtelijke structuur en een leidende metafoor, die de verhalen bijeen houdt en er een roman van maakt.
Een cursus Creative writing levert begrijpelijk, prettig leesbaar confectieproza op, boeken voor in bed – nog een half uurtje lezen voor de ogen dichtvallen. De volgende avond, of twee dagen later, pik je de draad zo weer op. In boeken van de schrijfcursus valt geen mus zonder reden of betekenis van het dak, er zitten geen rafelige kanten of losse draadjes aan, alles is afgehecht.
‘Een verslavende roman’, roept de uitgever in de flaptekst bij weer een Amerikaanse bestseller. Of: ‘meesterlijk gecomponeerd’. Dat laatste klopt. Je ziet de schrijver als een schoolmeester de lijntjes uitzetten, naast zijn toetsenbord ligt een lijstje, waarop wat te doen en wat na te laten wil hij kans maken op succes.
De confectieroman is een uitvinding uit Amerika, het land waar iedereen die wel eens een pen vasthoudt zich een writer noemt, en waar elke zichzelf respecterende universiteit of middelbare school een cursus creative writing aanbiedt. Goede uitzonderingen nagelaten zit aan het overgrote deel van deze ‘creatief geschreven’ romans kraak noch smaak.
Waarom? Omdat elke Amerikaanse schrijfcursus ervan uitgaat, dat je de lezer kwijtraakt als je niet uiterst werkelijkheidsgetrouw te werk gaat. Houdt de fantasie aan banden, lijkt het devies, anders lopen de lezertjes weg.Amerikaanse schoolschrijvers zullen, uit angst dat ze na tien bladzijden de lezers kwijt raken, hun verhalen zo geloofwaardig en realistisch mogelijk maken.
Houd de hoofdpersoon goedhartig, vriendelijk en sympathiek, zijn vijand kwaadaardig en slecht, dat houdt het lezershoofd bij het verhaal. Werk opbouwend. Laat de mensen in je boek de handen uit de mouwen steken en iets met hun leven doen. Dat heeft Amerika immers groot gemaakt.
We leven in een positieve maatschappij, komt er al een personage in moeilijkheden dan is dat zijn eigen schuld, hij kan zich door hard aan zichzelf te werken ook weer uit het moeras halen. Doet hij dat, dan hebben de mensen er iets aan. Ze kunnen iets van het voorbeeld leren, dat de creative writer hun voorhoudt. Wek wel de indruk dat je uit eigen ervaringen put, dat maakt de kracht en authenticiteit van de roman groter.
Het is te hopen dat het Nederlandse boekenaanbod niet onder invloed van de import van Amerikaanse bestsellers dezelfde kant op gaat. Teveel volgens de regels gecomponeerd en geschreven confectieproza mist wat goede literatuur wel heeft: het doet de geest waaien. Een roman mag raadselachtig of wild zijn, niet meteen te begrijpen of angstaanjagend. Hij mag de lezer opzadelen met twijfels aan het eigen bestaan of een lachspiegel voorhouden. Lezen kan ontaarden in een tranendal, want aan literatuur kunnen haken en ogen zitten. En precies die haken en ogen worden weggeslepen in confectieproza. Je moet de lezertjes tenslotte niet verontrusten, dan raakt hij de draad kwijt en kan hij niet slapen.
Franse literatuur
Boekenweek Gare du Nord is morgen afgelopen. Onder het motto ‘Ontmoetingen met Frankrijk’ hebben we de afgelopen twee weken kennis kunnen maken met de Franse literaire cultuur, die in vergelijking met de Engelstalige van veel minder betekenis is voor onze literatuur. Dat is vreemd voor ons favoriete vakantieland. Aan de Nederlanders ligt het niet, die blijven Frankrijk jaarlijks met vier miljoen opzoeken. Alhoewel. Dat heeft meer te maken heeft met mooie, rustige, lieflijke en vooral goedkope verblijfsmogelijkheden op het uitgestrekte, leeggelopen Franse platteland dan met de literatuur. De gemiddelde Nederlandse toerist spreekt in de regel te weinig Frans om de menukaart in het restaurant te kunnen lezen.
De Franse cultuur zit als het gaat om Franstalige literatuur in Nederland in een dip. Dat was vroeger wel anders. Een enorme hoeveelheid Franse schrijvers hebben hun invloed in Nederland doen gelden. Alleen de laatste drie eeuwen al is onze literatuur nauwelijks denkbaar zonder de uitwerking van auteurs als Molière, Victor Hugo, Stendhal, of Flaubert. Nederlandse schrijvers gingen elkaar rond 1870 zo ongeveer te lijf als het ging om pro of contra in verband met de scandaleuze, seksueel openhartige Emile Zola. Wat te denken van het enorme effect van een surrealist als André Breton of de scheldkanonnades van L.F. Céline?
In het Amsterdam van de jaren zestig discussieerde een hele generatie, gekleed in zwarte coltrui en luisterend naar jazzmuziek, in navolging van schrijvende idolen als Jean Paul Sartre en Simone de Beauvoir over de macht van het individu binnen de eigen existentie. En dan is er nog Simenon (1903-1989), die van zijn eeuwig pijprokende inspecteur Maigret een tv-persoonlijkheid wist te maken en dus in brede lagen van de Nederlandse bevolking doordrong.
De laatste hype rond een Franse auteur was Benoîte Groult met haar roman Zout op mijn huid (1988) over de liefdesgeschiedenis tussen een intellectuele Parisienne en een Bretonse visser. Het boek werd buitengewoon populair onder vrouwen, die zochten naar zelfontwikkeling en sexuele vrijheid en hierin een voorbeeld voor hun ideeën vonden.
Een andere, eenzame literaire hype betrof de in Frankrijk zeer populaire, literaire provocateur Michel Houellebecq. Geen enkele Nederlandse uitgever waagde zich aan publicatie van zijn werk tot de toenmalige uitgever van De Arbeiderspers Ronald Dietz iets zag in het enfant terrible van de Franse literatuur. Met een enorme campagne bracht hij in 1999 Elementaire deeltjes uit, een controversiële roman over een seksverslaafde genotzoeker en zijn halfbroer, een briljante moleculair bioloog. Er gebeurde waarop elke uitgever hoopt, de roman bracht voor- en tegenstanders op de been: Houellebecq moest wel een racistische, seksueel geobsedeerde gek zijn of een genie.
Ondanks dit succesje is de Franse literatuur hoedan ook de laatste dertig jaar minder populair geworden in Nederland. Daarom was het boekenweekthema ‘Gare du Nord’ een zeer goede zaak. Het is te hopen dat onze aandacht voor wat Frankrijk, naast escargots en rustieke landschappen, aan literatuur te bieden heeft niet verslapt.
Natuurlijk lezen we in Nederland tegenwoordig nauwelijks meer een boek in het Frans en natuurlijk kiezen leerlingen geen Frans meer in hun examenpakket. Maar daar hebben we vertalers voor en uitgevers. Frankrijk moet, en niet alleen als vakantieland. De trein mag niet stil blijven staan bij Gare du Nord.
Kunst en commercie
De klacht over toenemende commercialisering van de letteren, de macht van de verkoopcijfers en verzakelijking van de verhouding uitgever en schrijver is een veelgehoorde. Vaak wijst het geheven vingertje naar de Amerikaanse bestsellerindustrie, maar wie Verloren illusies van Honoré de Balzac (1799-1850) leest, weet wel beter. Deze grandioze roman over een dichter die vanuit de provincie naar Parijs gaat, maar in plaats van roem de macht van het geld leert kennen, laat er geen enkel misverstand over bestaan: kunst is handel en was dat 150 jaar geleden ook al.
De meer dan 700 pagina dikke roman bestond uit drie delen en speelt in de woelige postnapoleontische tijd, waarin burgers vochten voor hun rechten, allerlei nieuwe technieken werden ontwikkeld en de moderne, kapitalistische maatschappij haar definitieve vorm kreeg.
Balzac legde al die maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in zijn romans vast. Zijn breedvoerige vertelstijl met vele uitweidingen en een alleswetende verteller werd lange tijd beschouwd als hopeloos achterhaald realisme. Maar nu de aandacht voor het taalexperiment en de introspectie verschuift naar het verhaal groeit de belangstelling voor de 19e eeuwse Franse romans.
Verloren illusies (1843) is nu voor het eerst in een Nederlandse vertaling (door Jan Versteeg) verschenen en het is verbluffend hoe actueel Balzacs beschrijving van de literaire wereld is. In het tweede deel ‘Een groot man uit de provincie in Parijs’ laat hij zijn mooie, jonge dichter Lucien Chardon naar Parijs gaan met een veel oudere geliefde Madame de Bargeton. Lucien gebruikt de adellijke naam van zijn moeder De Rubempré, een fout die hem in kringen waar alles draait om titel en status fataal wordt. Madame de Bargeton schudt hem meteen van zich af, de dichtersroem blijft uit en Lucien beseft dat intelligentie alleen niet ‘de hefboom vormt, waarmee je de wereld in beweging krijgt’. Daarbij is de steun nodig van het geld.
Net als auteurs nu moet hij zijn brood verdienen in de journalistiek en raakt verzeild in het milieu van schrijvers en journalisten dat in niets verschilt van het onze. Aanstormend talent loopt de deur van uitgeverijen plat om hun werk gepubliceerd te krijgen, uitgevers zijn alleen op zoek naar bestsellers, ze voorzien ongelezen manuscripten van uitvoerig commentaar en doen beloften die ze nooit waarmaken.
De zakelijke belangen van de kranten zijn nauw verweven met die van uitgeverijen, zodat cynische journalisten met schrijfambitie niet zelden het één vinden maar het ander schrijven. Lucien leert boeken van vrienden bejubelen en die van vijanden kraken, maar mist de wilskracht en standvastigheid van zijn schepper om de harde, zakelijke realiteit het hoofd te bieden. Berooid en vele illusies armer keert hij naar zijn geboortedorp Angoulême terug.
Balzac registreerde genadeloos de verloedering van literaire waarden en de onderlinge haat en nijd in het Parijse literaire wereldje dat hij kende als geen ander. Toch is Verloren illusies geen aanklacht of veroordeling van de vercommercialisering. Hij was een man van de commercie, die verdomd goed wist hoe hij zijn romans moest verkopen. Balzac wilde zijn lezers met de neus op de feiten drukken in het besef dat aan die feiten zelf niet viel te tornen: kunst en commercie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Toen en Nu.
Tranen
André Hazes kreeg afgelopen maandag een Arena vol tranen. Waaraan dankt de volkszanger die enorme populariteit? Na zijn plotselinge dood was het een veelvuldig gestelde vraag in de media. ‘Hazes doopte zijn pen in zijn hart,’ hoorde ik iemand zeggen en ‘Hazes belichaamde de blues’. Vertolker van het verdriet was hij zeker. Hij ging het ook niet uit de weg. Ik herinner me, hoe het gegniffel onder de film ‘Zij gelooft in mij’ onmiddellijk verstomd toen de zanger, op van de zenuwen voor een optreden, bekende dat zijn vrouw hem eruit had gegooid. De tranen druppelden langs zijn wangen. Vanaf dat moment was de zaal van de Amsterdamse bioscoop gevuld met ademloze stilte.
De documentaire van Johan Appel toonde een man, die schaamteloos koerste op zijn gevoel en dat dwong duidelijk hoorbaar respect af. Van de uit Somalië gevluchte politica Ayaan Hirsi Ali begreep ik, dat beelden van huilende mannen in asielzoekerscentra een bron van vermaak zijn. Als man publiekelijk je verdriet tonen is voor ons iets onbegrijpelijks, vertelde ze Joost Zwagerman in Zomergasten. Voor immigranten een teken van verval, voor ons een voorbeeld van moed. Een verschil in cultuur om lang over na te denken.
Ik dacht ook aan ‘De rationalist’, een roman van de Engelse schrijver Warwick Collins over een nuchtere, zakelijke en doelgerichte 18e eeuwse dorpsarts, die als zoon van de Verlichting de zaken in zijn leven pleegt op te lossen met zijn verstand. Alles in de wereld is verklaarbaar.
Het leven van de rationalist loopt op rolletjes tot er een kink in de kabel komt met de komst van een vrouw. Een mooie weduwe, die hem niet alleen haar eigen lichaam aanbiedt, maar ook dat van haar dochter en haar vriendinnen. Hij moet ze allemaal wekken in hun ‘lichamelijke bewustwording’. De arts geeft gehoor aan haar verzoek, maar wil diep in zijn hart eigenlijk alleen de weduwe, op wie hij hopeloos verliefd is geraakt. Als ze hem dit genoegen onthoudt in een spel van aantrekken en afstoten, verandert de eens zo nuchtere medicus in een vertwijfelde, radeloze man. die aan het eind van het boek ineenstort.
De moraal van dit verhaal? De rationaliteit kent haar grenzen. We moeten niet denken – ook al doen we het graag -dat de wereld alleen gestuurd wordt door het logisch verstand. Tegen de passie is het verstand niet opgewassen. Gevoel en verstand, en de eeuwige strijd ertussen, zou het een typisch Westerse verschijnsel zijn? Hazes had niets met de orde van de ratio, hij vertrouwde blind op zijn intuïtie en gevoel, en nam de chaos op de koop toe. We zagen het in de film en horen het in zijn liedjes. Iedereen snapt dat daar durf en moed voor nodig is. Die werd beloond met een Arena vol tranen.
Vlucht
Maandag begon ik aan dit stukje. Het zou gaan over wat de gemoederen de afgelopen week bezighield: de afschuwelijke moord op Theo van Gogh. Ik schreef over ons mooie traditie van vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en het gevaar van fanatieke moslims, die hier wél willen wonen maar onze Westerse verworvenheden afwijzen als ledigheid en hoererij.
Dinsdag las ik terug, wat ik had geschreven over alles van waarde, dat weerloos is tegenover radicalisering en terrorisme van welke zijde dan ook en ik moest denken aan alle extreme uitspraken die Van Gogh in het verleden deed over o.a. joodse kampslachtoffers. Ik zette de televisie aan, beelden van honderden verdrietige mensen in, op en rond een crematorium in Amsterdam overspoelden mij. ‘s Avonds las ik in de krant een klein berichtje over een man, neergestoken terwijl hij zijn hond uitliet door een per ongeluk op vrije voeten gestelde tbs’er, die voor gewelddelicten was veroordeeld tot dwangverpleging. Toen wist ik het zeker: over Theo is genoeg geschreven.
Zo bleef woensdag alleen het moslim-extremisme over en onwillekeurig gingen mijn gedachten uit naar het Indonesische eiland Bali, waar ik deze zomer zag hoe de mensen nog steeds lijden onder de gevolgen van een bomaanslag op een discotheek door moslimfundamentalisten. Men raadde me dringend af naar Lombok te gaan, waar de meerderheid van de bevolking moslim is. ‘Het water is smerig en het stikt er van de malariamuggen,’zei de taxichauffeur die ons naar de boot bracht. Lombok bleek een paradijs van rust en stilte. Van angstaanjagend moslimextremisme merkte ik niets. Dat was op Java wel anders, zo begreep ik uit gesprekken met medereizigers. ‘Gevaarlijk intimiderend.’ Ik dacht aan mijn grootvader. Hoe zou hij reageren, als hij nu op Java waar hij zijn hele leven woonde en werkte, mocht rondlopen?
Donderdag vond ik mezelf terug, gebogen over een boek met schoolplaten van Nederlands-Indië, bedoelt om Hollandse kinderen bij de lessen Vaderlandse Geschiedenis een beeld te geven van onze koloniën. De Pasar Baroe in Batavia, sawahlandschappen, een Wajang-Koelitvoorstelling, olieraffinaderijen op Balik Papan en zo’n Javaanse suikerfabriek van mijn opa. Verwijt mij escapisme, maar ik kon niet ophouden met bladeren in deze schitterende verzameling aquarellen van Indische taferelen, elk voorzien van commentaar door Hella S.Haasse, die in het oude Indië opgroeide. Haar teksten bij de 39 platen in Bij de les zijn verhelderend, informatief en prachtig geschreven. Bij de laatste Avondstemming schrijft ze: ‘De zon is achter de bergen verdwenen. In de avondschemering gaat er een grote rust uit van het land. De natuur herademt. Het koor van de krekels in bomen en struiken zwelt aan, en verre geluiden komen met de wind mee vanuit het bos op de berghellingen. In de desa wordt op de bedoek geslagen. De nacht is begonnen.’ Een vlucht! Wat moet je als de werkelijkheid veel te ingewikkeld is om in één stukje te passen? Laat staan op een schoolplaat.
Meulenhoff
Het ondernemerschap van een literaire uitgeverij is kwetsbaar. Toen ik elf jaar geleden als literair recensent bij deze krant aantrad, behoorde Meulenhoff tot de top van de literaire wereld. Zeer veel belangrijke Nederlandse schrijvers zaten bij deze uitgeverij met zijn rijke historie. Tot het fonds behoorden de vertaalde Nobelprijswinnaars en bij vrijwel elke AKO- of Libris Literatuurprijs stonden één of meer auteurs van Meulenhoff op het lijstje van de zes genomineerden.
Anno 2004 is Meulenhoff niet meer. Sinds de uitgever werd ingelijfd bij het kranten- en boekenconcern PCM Uitgevers ging het bergafwaarts. Toen men in 2000 tegen de wil van de directie en medewerkers twee andere uitgeverijen, Vassallucci en Arena, bij Meulenhoff wilde onderbrengen, ontstond er een ware leegloop van directeuren, redacteuren, verkoop – en marketingmedewerkers. Dieptepunt was het vertrek van de belangrijkste auteurs, waaronder Adriaan van Dis, Nelleke Noordervliet, Marcel Möring en Rudy Kousbroek die meegingen met redacteur Tilly Hermans.
Je zou denken dat na een dergelijke tegenslag de tijd rijp is voor beraad.
Maar onlangs maakte PCM de zoveelste reorganisatie bekend. Men wilde Meulenhoff en Vassallucci per 1 januari samenvoegen met Prometheus en Bert Bakker tot één grote uitgeverij Meulenhoff/Prometheus, onder leiding van directeur Maj Spijkers. Hij dacht hiermee de slag te kunnen winnen met de machtige concurrent De Bezige Bij.
De plannen zouden een banenverlies voor vijftien medewerkers betekenen en zorgden intern voor zoveel onrust, dat de door PCM pas sinds twee jaar geleden aangestelde uitgever Annette Portegies het zinkende schip verliet, om in dienst te treden van Querido. Alle auteurs die ertoe doen, zijn inmiddels vertrokken. Als laatst kondigde Charlotte Mutsaers vorige week haar overgang aan naar De Bezige Bij.
Volgens de laatste berichten gaat de Meulenhoff-fusie niet door, de plannen lagen te gevoelig voor auteurs en werknemers en zijn afgeblazen. Ondertussen is de eens zo rijke uitgeverij uitgekleed en zo goed als dood. Een gerenommeerd, bloeiend uitgevershuis in tien jaar om zeep geholpen. Een tragisch moment. Heel verstandig dan ook dat uitgeefgroep Veen, Bosch & Keuning, waartoe naast educatieve ook de literaire uitgeverijen L/J.Veen, Contact, Atlas en Augustus (het nieuwe fonds van voormalig Meulenhoff-medewerker Tilly Hermans!) behoren, deze maand aankondigde dat fusieplannen met PCM Uitgevers niet doorgingen.
Schrijvers als Geert Mak, Renate Dorrestein en Adriaan van Dis schreven een brandbrief, waarin ze dreigden op te stappen als de fusie doorgang zou vinden.
Het kille klimaat en de slechte omgang met de auteurs heeft het concern een slechte naam bezorgd. Of de brandbrief inderdaad de doorslaggevende reden is geweest de fusieplannen af te blazen en in zee te gaan met noordelijke Dagbladen Combinatie (NDC) zullen we nooit weten. Wel dat literaire uitgeverijen niet in handen horen te komen van investeringsmaatschappijen. Ze zijn namelijk met een ander doel in leven geroepen dan om er alleen maar geld mee te verdienen. Ze moeten een literair fonds opzetten en kwaliteitsauteurs om zich heen verzamelen. Dat ondernemerschap is gebaseerd op een andere filosofie, dan die van het grootkapitaal. Beheersmaatschappijen als PCM beginnen daar héél langzaam achter te komen.
Mysterie
Slauerhoff staat te boek als één van de meest raadselachtige Nederlandse schrijvers. Dat geldt niet enkel voor zijn persoon maar ook voor zijn werk. Ik herinner me de vreemde beklemming, die ik als middelbare scholier voelde bij het lezen van zijn verhalen. Onpeilbaar, mysterieus, prachtig. Achteraf denk ik dat rond schrijver en werk de gevaarlijke geheimzinnigheid hing die pubers boeit. Bladerend in mijn oude schoolagenda’s met – zoals mijn getergde leraar natuurkunde het uitdrukte – ‘ingebouwde spiegeltjes’ staan tussen plaatjes van Who, Stones en een beeldschone Marianne Faithful stukken tekst van Slauerhoff en Edgar Allen Poe, wiens mysterieuze verhalen dezelfde raadselachtige beklemming bij me opriepen.
Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) had het aureool van de poète maudit, de vagebond met de romantische, dolende dichtersziel, lijdend aan een allesverterende verlangen naar het onbereikbare. In navolging van zijn Franse voorbeelden Rimbaud, Verlaine en Baudelaire vertoonde hij zich in zijn gedichten en verhalen als een zwerfzieke gelukszoeker, die nergens thuishoorde. Slauerhoff was scheepsarts en maakte vele exotische reizen naar China, Japan, Zuid-Amerika, Afrika of Portugal. De sporen ervan vinden we overal in zijn werk terug. Tel daarbij zijn legendarische slordigheid, zijn wanordelijke liefdesleven (bij voorkeur geschiedenissen met onbereikbare, getrouwde vrouwen), zijn ziekelijkheid en eenzaamheid op, en het beeld van wild en gevaarlijk leven – de droom van elke puber – is compleet.
De foto ‘Slauerhoff in zijn hut aan boord van een schip van de Java-China-Japan lijn’, uit het archief van het Letterkundig Museum, stond in mijn literatuurboek afgedrukt. De knappe, fotogenieke dichter zit in een smetteloos wit scheepsartsuniform achter een bureau, het tropische zonlicht dat schuin door een onzichtbare patrijspoort naar binnen valt, belicht zijn rechterprofiel.
Hij kijkt ons niet aan, zijn blik is gericht op een punt in de verte. Aan de houten wanden vier door de storm schots en scheef hangende lijsten, voor hem op tafel liggen enkele medische instrumenten en een fototoestel. De romantische dichter op zee, die niets moest hebben van het duffe, kleinzielige Nederland.
Slauerhoff legde zijn vele zwerftochten fotografisch vast, om als illustratiemateriaal te gebruiken voor zijn tijdschriftartikelen. Die foto’s zijn, voorzien van commentaar, nu door Etto Krijger gebundeld in Slauerhoff in zelfbeelden. Ik begon meteen gretig te bladeren: stiekem aan boord gesmokkelde Chinese prostituées (die de hele bemanning van syphilis voorzagen), tropische stranden, Caraïbische havenplaatsen, Slauerhoff lezend op een scheepsbed in Chinees gewaad.
Op het omslag de beroemde foto uit mijn schoolboek: ‘Slauerhoff, ordelijk omringd door de parafernalia van de scheepsarts -dichter-fotograaf bedient met zijn rechterhand de knop van een zelfontspanner, waarvan de draad zichtbaar het beeld richting de camera uitloopt.’
Het zelfportret van Slauerhoff, het fraaie spel van licht en duister, allemaal zorgvuldig geënsceneerd, zoals hij zijn hele identiteit van gekwelde dichter zelf creëerde. Hij maakte de foto in een door zijn familie gehuurd zomerhuisje in Bergen!
Ik denk aan mijn tienerdochter, die laatst met het zoveelste witchprojekt, over hypnose en uittreding uit de videotheek thuiskwam. Haar generatie zoekt het mysterie niet in literatuur maar in films. ‘Je gelooft toch niet in die flauwekul,’ zei ik. Een blik vol minachting is mijn deel. Gelijk heeft ze. Ik ben mijn pubergeloof kwijt. Maar ik zou zo weer op hem vallen.
Confectieroman
Kun je op school romanschrijven leren? Je zou zeggen van wel. De Nederlandse boekenmarkt wordt de laatste jaren overspoeld met romans geschreven volgens de regelen der kunst, zoals onderwezen op al dan niet universitaire cursussen creative writing. Keurig verzorgd proza, goed van snit met een snufje maatschappelijk bewustzijn, een theelepel sex, tien eetlepels romantiek, een vingerhoed idealen, een deciliter verdriet, een mespunt wanhoop, een flinke schep actualiteit. Glad getrimd taalgebruik, veel betekenisvolle details, een duidelijke, overzichtelijke structuur en een leidende metafoor, die de verhalen bijeen houdt en er een roman van maakt.
Een cursus Creative writing levert begrijpelijk, prettig leesbaar confectieproza op, boeken voor in bed – nog een half uurtje lezen voor de ogen dichtvallen. De volgende avond, of twee dagen later, pik je de draad zo weer op. In boeken van de schrijfcursus valt geen mus zonder reden of betekenis van het dak, er zitten geen rafelige kanten of losse draadjes aan, alles is afgehecht.
‘Een verslavende roman’, roept de uitgever in de flaptekst bij weer een Amerikaanse bestseller. Of: ‘meesterlijk gecomponeerd’. Dat laatste klopt. Je ziet de schrijver als een schoolmeester de lijntjes uitzetten, naast zijn toetsenbord ligt een lijstje, waarop wat te doen en wat na te laten wil hij kans maken op succes.
De confectieroman is een uitvinding uit Amerika, het land waar iedereen die wel eens een pen vasthoudt zich een writer noemt, en waar elke zichzelf respecterende universiteit of middelbare school een cursus creative writing aanbiedt. Goede uitzonderingen nagelaten zit aan het overgrote deel van deze ‘creatief geschreven’ romans kraak noch smaak.
Waarom? Omdat elke Amerikaanse schrijfcursus ervan uitgaat, dat je de lezer kwijtraakt als je niet uiterst werkelijkheidsgetrouw te werk gaat. Houdt de fantasie aan banden, lijkt het devies, anders lopen de lezertjes weg.Amerikaanse schoolschrijvers zullen, uit angst dat ze na tien bladzijden de lezers kwijt raken, hun verhalen zo geloofwaardig en realistisch mogelijk maken.
Houd de hoofdpersoon goedhartig, vriendelijk en sympathiek, zijn vijand kwaadaardig en slecht, dat houdt het lezershoofd bij het verhaal. Werk opbouwend. Laat de mensen in je boek de handen uit de mouwen steken en iets met hun leven doen. Dat heeft Amerika immers groot gemaakt.
We leven in een positieve maatschappij, komt er al een personage in moeilijkheden dan is dat zijn eigen schuld, hij kan zich door hard aan zichzelf te werken ook weer uit het moeras halen. Doet hij dat, dan hebben de mensen er iets aan. Ze kunnen iets van het voorbeeld leren, dat de creative writer hun voorhoudt. Wek wel de indruk dat je uit eigen ervaringen put, dat maakt de kracht en authenticiteit van de roman groter.
Het is te hopen dat het Nederlandse boekenaanbod niet onder invloed van de import van Amerikaanse bestsellers dezelfde kant op gaat. Teveel volgens de regels gecomponeerd en geschreven confectieproza mist wat goede literatuur wel heeft: het doet de geest waaien. Een roman mag raadselachtig of wild zijn, niet meteen te begrijpen of angstaanjagend. Hij mag de lezer opzadelen met twijfels aan het eigen bestaan of een lachspiegel voorhouden. Lezen kan ontaarden in een tranendal, want aan literatuur kunnen haken en ogen zitten. En precies die haken en ogen worden weggeslepen in confectieproza. Je moet de lezertjes tenslotte niet verontrusten, dan raakt hij de draad kwijt en kan hij niet slapen.
Franse literatuur
Boekenweek Gare du Nord is morgen afgelopen. Onder het motto ‘Ontmoetingen met Frankrijk’ hebben we de afgelopen twee weken kennis kunnen maken met de Franse literaire cultuur, die in vergelijking met de Engelstalige van veel minder betekenis is voor onze literatuur. Dat is vreemd voor ons favoriete vakantieland. Aan de Nederlanders ligt het niet, die blijven Frankrijk jaarlijks met vier miljoen opzoeken. Alhoewel. Dat heeft meer te maken heeft met mooie, rustige, lieflijke en vooral goedkope verblijfsmogelijkheden op het uitgestrekte, leeggelopen Franse platteland dan met de literatuur. De gemiddelde Nederlandse toerist spreekt in de regel te weinig Frans om de menukaart in het restaurant te kunnen lezen.
De Franse cultuur zit als het gaat om Franstalige literatuur in Nederland in een dip. Dat was vroeger wel anders. Een enorme hoeveelheid Franse schrijvers hebben hun invloed in Nederland doen gelden. Alleen de laatste drie eeuwen al is onze literatuur nauwelijks denkbaar zonder de uitwerking van auteurs als Molière, Victor Hugo, Stendhal, of Flaubert. Nederlandse schrijvers gingen elkaar rond 1870 zo ongeveer te lijf als het ging om pro of contra in verband met de scandaleuze, seksueel openhartige Emile Zola. Wat te denken van het enorme effect van een surrealist als André Breton of de scheldkanonnades van L.F. Céline?
In het Amsterdam van de jaren zestig discussieerde een hele generatie, gekleed in zwarte coltrui en luisterend naar jazzmuziek, in navolging van schrijvende idolen als Jean Paul Sartre en Simone de Beauvoir over de macht van het individu binnen de eigen existentie. En dan is er nog Simenon (1903-1989), die van zijn eeuwig pijprokende inspecteur Maigret een tv-persoonlijkheid wist te maken en dus in brede lagen van de Nederlandse bevolking doordrong.
De laatste hype rond een Franse auteur was Benoîte Groult met haar roman Zout op mijn huid (1988) over de liefdesgeschiedenis tussen een intellectuele Parisienne en een Bretonse visser. Het boek werd buitengewoon populair onder vrouwen, die zochten naar zelfontwikkeling en sexuele vrijheid en hierin een voorbeeld voor hun ideeën vonden.
Een andere, eenzame literaire hype betrof de in Frankrijk zeer populaire, literaire provocateur Michel Houellebecq. Geen enkele Nederlandse uitgever waagde zich aan publicatie van zijn werk tot de toenmalige uitgever van De Arbeiderspers Ronald Dietz iets zag in het enfant terrible van de Franse literatuur. Met een enorme campagne bracht hij in 1999 Elementaire deeltjes uit, een controversiële roman over een seksverslaafde genotzoeker en zijn halfbroer, een briljante moleculair bioloog. Er gebeurde waarop elke uitgever hoopt, de roman bracht voor- en tegenstanders op de been: Houellebecq moest wel een racistische, seksueel geobsedeerde gek zijn of een genie.
Ondanks dit succesje is de Franse literatuur hoedan ook de laatste dertig jaar minder populair geworden in Nederland. Daarom was het boekenweekthema ‘Gare du Nord’ een zeer goede zaak. Het is te hopen dat onze aandacht voor wat Frankrijk, naast escargots en rustieke landschappen, aan literatuur te bieden heeft niet verslapt.
Natuurlijk lezen we in Nederland tegenwoordig nauwelijks meer een boek in het Frans en natuurlijk kiezen leerlingen geen Frans meer in hun examenpakket. Maar daar hebben we vertalers voor en uitgevers. Frankrijk moet, en niet alleen als vakantieland. De trein mag niet stil blijven staan bij Gare du Nord.
Kunst en commercie
De klacht over toenemende commercialisering van de letteren, de macht van de verkoopcijfers en verzakelijking van de verhouding uitgever en schrijver is een veelgehoorde. Vaak wijst het geheven vingertje naar de Amerikaanse bestsellerindustrie, maar wie Verloren illusies van Honoré de Balzac (1799-1850) leest, weet wel beter. Deze grandioze roman over een dichter die vanuit de provincie naar Parijs gaat, maar in plaats van roem de macht van het geld leert kennen, laat er geen enkel misverstand over bestaan: kunst is handel en was dat 150 jaar geleden ook al.
De meer dan 700 pagina dikke roman bestond uit drie delen en speelt in de woelige postnapoleontische tijd, waarin burgers vochten voor hun rechten, allerlei nieuwe technieken werden ontwikkeld en de moderne, kapitalistische maatschappij haar definitieve vorm kreeg.
Balzac legde al die maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in zijn romans vast. Zijn breedvoerige vertelstijl met vele uitweidingen en een alleswetende verteller werd lange tijd beschouwd als hopeloos achterhaald realisme. Maar nu de aandacht voor het taalexperiment en de introspectie verschuift naar het verhaal groeit de belangstelling voor de 19e eeuwse Franse romans.
Verloren illusies (1843) is nu voor het eerst in een Nederlandse vertaling (door Jan Versteeg) verschenen en het is verbluffend hoe actueel Balzacs beschrijving van de literaire wereld is. In het tweede deel ‘Een groot man uit de provincie in Parijs’ laat hij zijn mooie, jonge dichter Lucien Chardon naar Parijs gaan met een veel oudere geliefde Madame de Bargeton. Lucien gebruikt de adellijke naam van zijn moeder De Rubempré, een fout die hem in kringen waar alles draait om titel en status fataal wordt. Madame de Bargeton schudt hem meteen van zich af, de dichtersroem blijft uit en Lucien beseft dat intelligentie alleen niet ‘de hefboom vormt, waarmee je de wereld in beweging krijgt’. Daarbij is de steun nodig van het geld.
Net als auteurs nu moet hij zijn brood verdienen in de journalistiek en raakt verzeild in het milieu van schrijvers en journalisten dat in niets verschilt van het onze. Aanstormend talent loopt de deur van uitgeverijen plat om hun werk gepubliceerd te krijgen, uitgevers zijn alleen op zoek naar bestsellers, ze voorzien ongelezen manuscripten van uitvoerig commentaar en doen beloften die ze nooit waarmaken.
De zakelijke belangen van de kranten zijn nauw verweven met die van uitgeverijen, zodat cynische journalisten met schrijfambitie niet zelden het één vinden maar het ander schrijven. Lucien leert boeken van vrienden bejubelen en die van vijanden kraken, maar mist de wilskracht en standvastigheid van zijn schepper om de harde, zakelijke realiteit het hoofd te bieden. Berooid en vele illusies armer keert hij naar zijn geboortedorp Angoulême terug.
Balzac registreerde genadeloos de verloedering van literaire waarden en de onderlinge haat en nijd in het Parijse literaire wereldje dat hij kende als geen ander. Toch is Verloren illusies geen aanklacht of veroordeling van de vercommercialisering. Hij was een man van de commercie, die verdomd goed wist hoe hij zijn romans moest verkopen. Balzac wilde zijn lezers met de neus op de feiten drukken in het besef dat aan die feiten zelf niet viel te tornen: kunst en commercie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Toen en Nu.
Tranen
André Hazes kreeg afgelopen maandag een Arena vol tranen. Waaraan dankt de volkszanger die enorme populariteit? Na zijn plotselinge dood was het een veelvuldig gestelde vraag in de media. ‘Hazes doopte zijn pen in zijn hart,’ hoorde ik iemand zeggen en ‘Hazes belichaamde de blues’. Vertolker van het verdriet was hij zeker. Hij ging het ook niet uit de weg. Ik herinner me, hoe het gegniffel onder de film ‘Zij gelooft in mij’ onmiddellijk verstomd toen de zanger, op van de zenuwen voor een optreden, bekende dat zijn vrouw hem eruit had gegooid. De tranen druppelden langs zijn wangen. Vanaf dat moment was de zaal van de Amsterdamse bioscoop gevuld met ademloze stilte.
De documentaire van Johan Appel toonde een man, die schaamteloos koerste op zijn gevoel en dat dwong duidelijk hoorbaar respect af. Van de uit Somalië gevluchte politica Ayaan Hirsi Ali begreep ik, dat beelden van huilende mannen in asielzoekerscentra een bron van vermaak zijn. Als man publiekelijk je verdriet tonen is voor ons iets onbegrijpelijks, vertelde ze Joost Zwagerman in Zomergasten. Voor immigranten een teken van verval, voor ons een voorbeeld van moed. Een verschil in cultuur om lang over na te denken.
Ik dacht ook aan ‘De rationalist’, een roman van de Engelse schrijver Warwick Collins over een nuchtere, zakelijke en doelgerichte 18e eeuwse dorpsarts, die als zoon van de Verlichting de zaken in zijn leven pleegt op te lossen met zijn verstand. Alles in de wereld is verklaarbaar.
Het leven van de rationalist loopt op rolletjes tot er een kink in de kabel komt met de komst van een vrouw. Een mooie weduwe, die hem niet alleen haar eigen lichaam aanbiedt, maar ook dat van haar dochter en haar vriendinnen. Hij moet ze allemaal wekken in hun ‘lichamelijke bewustwording’. De arts geeft gehoor aan haar verzoek, maar wil diep in zijn hart eigenlijk alleen de weduwe, op wie hij hopeloos verliefd is geraakt. Als ze hem dit genoegen onthoudt in een spel van aantrekken en afstoten, verandert de eens zo nuchtere medicus in een vertwijfelde, radeloze man. die aan het eind van het boek ineenstort.
De moraal van dit verhaal? De rationaliteit kent haar grenzen. We moeten niet denken – ook al doen we het graag -dat de wereld alleen gestuurd wordt door het logisch verstand. Tegen de passie is het verstand niet opgewassen. Gevoel en verstand, en de eeuwige strijd ertussen, zou het een typisch Westerse verschijnsel zijn? Hazes had niets met de orde van de ratio, hij vertrouwde blind op zijn intuïtie en gevoel, en nam de chaos op de koop toe. We zagen het in de film en horen het in zijn liedjes. Iedereen snapt dat daar durf en moed voor nodig is. Die werd beloond met een Arena vol tranen.
Vlucht
Maandag begon ik aan dit stukje. Het zou gaan over wat de gemoederen de afgelopen week bezighield: de afschuwelijke moord op Theo van Gogh. Ik schreef over ons mooie traditie van vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en het gevaar van fanatieke moslims, die hier wél willen wonen maar onze Westerse verworvenheden afwijzen als ledigheid en hoererij.
Dinsdag las ik terug, wat ik had geschreven over alles van waarde, dat weerloos is tegenover radicalisering en terrorisme van welke zijde dan ook en ik moest denken aan alle extreme uitspraken die Van Gogh in het verleden deed over o.a. joodse kampslachtoffers. Ik zette de televisie aan, beelden van honderden verdrietige mensen in, op en rond een crematorium in Amsterdam overspoelden mij. ‘s Avonds las ik in de krant een klein berichtje over een man, neergestoken terwijl hij zijn hond uitliet door een per ongeluk op vrije voeten gestelde tbs’er, die voor gewelddelicten was veroordeeld tot dwangverpleging. Toen wist ik het zeker: over Theo is genoeg geschreven.
Zo bleef woensdag alleen het moslim-extremisme over en onwillekeurig gingen mijn gedachten uit naar het Indonesische eiland Bali, waar ik deze zomer zag hoe de mensen nog steeds lijden onder de gevolgen van een bomaanslag op een discotheek door moslimfundamentalisten. Men raadde me dringend af naar Lombok te gaan, waar de meerderheid van de bevolking moslim is. ‘Het water is smerig en het stikt er van de malariamuggen,’zei de taxichauffeur die ons naar de boot bracht. Lombok bleek een paradijs van rust en stilte. Van angstaanjagend moslimextremisme merkte ik niets. Dat was op Java wel anders, zo begreep ik uit gesprekken met medereizigers. ‘Gevaarlijk intimiderend.’ Ik dacht aan mijn grootvader. Hoe zou hij reageren, als hij nu op Java waar hij zijn hele leven woonde en werkte, mocht rondlopen?
Donderdag vond ik mezelf terug, gebogen over een boek met schoolplaten van Nederlands-Indië, bedoelt om Hollandse kinderen bij de lessen Vaderlandse Geschiedenis een beeld te geven van onze koloniën. De Pasar Baroe in Batavia, sawahlandschappen, een Wajang-Koelitvoorstelling, olieraffinaderijen op Balik Papan en zo’n Javaanse suikerfabriek van mijn opa. Verwijt mij escapisme, maar ik kon niet ophouden met bladeren in deze schitterende verzameling aquarellen van Indische taferelen, elk voorzien van commentaar door Hella S.Haasse, die in het oude Indië opgroeide. Haar teksten bij de 39 platen in Bij de les zijn verhelderend, informatief en prachtig geschreven. Bij de laatste Avondstemming schrijft ze: ‘De zon is achter de bergen verdwenen. In de avondschemering gaat er een grote rust uit van het land. De natuur herademt. Het koor van de krekels in bomen en struiken zwelt aan, en verre geluiden komen met de wind mee vanuit het bos op de berghellingen. In de desa wordt op de bedoek geslagen. De nacht is begonnen.’ Een vlucht! Wat moet je als de werkelijkheid veel te ingewikkeld is om in één stukje te passen? Laat staan op een schoolplaat.
Meulenhoff
Het ondernemerschap van een literaire uitgeverij is kwetsbaar. Toen ik elf jaar geleden als literair recensent bij deze krant aantrad, behoorde Meulenhoff tot de top van de literaire wereld. Zeer veel belangrijke Nederlandse schrijvers zaten bij deze uitgeverij met zijn rijke historie. Tot het fonds behoorden de vertaalde Nobelprijswinnaars en bij vrijwel elke AKO- of Libris Literatuurprijs stonden één of meer auteurs van Meulenhoff op het lijstje van de zes genomineerden.
Anno 2004 is Meulenhoff niet meer. Sinds de uitgever werd ingelijfd bij het kranten- en boekenconcern PCM Uitgevers ging het bergafwaarts. Toen men in 2000 tegen de wil van de directie en medewerkers twee andere uitgeverijen, Vassallucci en Arena, bij Meulenhoff wilde onderbrengen, ontstond er een ware leegloop van directeuren, redacteuren, verkoop – en marketingmedewerkers. Dieptepunt was het vertrek van de belangrijkste auteurs, waaronder Adriaan van Dis, Nelleke Noordervliet, Marcel Möring en Rudy Kousbroek die meegingen met redacteur Tilly Hermans.
Je zou denken dat na een dergelijke tegenslag de tijd rijp is voor beraad.
Maar onlangs maakte PCM de zoveelste reorganisatie bekend. Men wilde Meulenhoff en Vassallucci per 1 januari samenvoegen met Prometheus en Bert Bakker tot één grote uitgeverij Meulenhoff/Prometheus, onder leiding van directeur Maj Spijkers. Hij dacht hiermee de slag te kunnen winnen met de machtige concurrent De Bezige Bij.
De plannen zouden een banenverlies voor vijftien medewerkers betekenen en zorgden intern voor zoveel onrust, dat de door PCM pas sinds twee jaar geleden aangestelde uitgever Annette Portegies het zinkende schip verliet, om in dienst te treden van Querido. Alle auteurs die ertoe doen, zijn inmiddels vertrokken. Als laatst kondigde Charlotte Mutsaers vorige week haar overgang aan naar De Bezige Bij.
Volgens de laatste berichten gaat de Meulenhoff-fusie niet door, de plannen lagen te gevoelig voor auteurs en werknemers en zijn afgeblazen. Ondertussen is de eens zo rijke uitgeverij uitgekleed en zo goed als dood. Een gerenommeerd, bloeiend uitgevershuis in tien jaar om zeep geholpen. Een tragisch moment. Heel verstandig dan ook dat uitgeefgroep Veen, Bosch & Keuning, waartoe naast educatieve ook de literaire uitgeverijen L/J.Veen, Contact, Atlas en Augustus (het nieuwe fonds van voormalig Meulenhoff-medewerker Tilly Hermans!) behoren, deze maand aankondigde dat fusieplannen met PCM Uitgevers niet doorgingen.
Schrijvers als Geert Mak, Renate Dorrestein en Adriaan van Dis schreven een brandbrief, waarin ze dreigden op te stappen als de fusie doorgang zou vinden.
Het kille klimaat en de slechte omgang met de auteurs heeft het concern een slechte naam bezorgd. Of de brandbrief inderdaad de doorslaggevende reden is geweest de fusieplannen af te blazen en in zee te gaan met noordelijke Dagbladen Combinatie (NDC) zullen we nooit weten. Wel dat literaire uitgeverijen niet in handen horen te komen van investeringsmaatschappijen. Ze zijn namelijk met een ander doel in leven geroepen dan om er alleen maar geld mee te verdienen. Ze moeten een literair fonds opzetten en kwaliteitsauteurs om zich heen verzamelen. Dat ondernemerschap is gebaseerd op een andere filosofie, dan die van het grootkapitaal. Beheersmaatschappijen als PCM beginnen daar héél langzaam achter te komen.