
Een emmer met losse aantekeningen, citaten en herinneringen leeggeschud
NRC VRIJDAG 11 APRIL 2014
Het begon in 1995, na het Libris-diner, met ‘een lustexplosie’. En het eindigde in 2012 met kille woorden op een terras in het Vondelpark. In Privédomein, haar vierde roman, doet Ingrid Hoogervorst verslag van haar beëindigde huwelijk met Atte Jongstra. Zijn naam komt in het boek niet voor, al verwijst ze achterin wel naar zijn boeken. Hij wordt afwisselend ‘mijn man’ en ‘de schrijver’ genoemd.
Zoals hij zelf, in zijn roman Hudigers Hooglied uit 1999, een inkijkje gaf in hun liefdesleven, zo doet zij nu, op haar beurt, een boekje open over zeventien jaar huwelijksgeluk en -leed. Ze schrijft terug, zoals ze het zelf uitdrukt. Ze slaat terug, zou je ook kunnen zeggen.
‘De schrijver’ komt niet helemaal ongeschonden uit de strijd. Hij is, in het verhaal dat Hoogervorst van hun gezamenlijke leven maakte, een man van fikse tegenstellingen. Hij is geestig en welbespraakt, maar ook een morsige roker en een chagrijnig drankorgel. Hij is gulzig en levenslustig, maar ook een nijdige narcist en een depressieve tobber. Hij is een rondborstige Fries, maar ook een stiekeme schuinsmarcheerder.
Hoogervorst ziet zichzelf als een humoristische en optimistische vrouw, met ‘een scherp verstand’. Ze zoekt graag uit hoe alles zit. ‘Als ik iets niet begrijp, pak ik een boek.’ En als ze het dan nog niet snapt, gaat ze zelf maar een boek schrijven. ‘Dat is het leuke aan schrijven. Je hebt het pas door als je het overziet in de tekst.’
De grote vraag is natuurlijk: hoe leuk is het voor een buitenstaander om te lezen dat Hoogervorst al schrijvend doorkrijgt hoe het nu precies zat met haar huwelijk? Weet ze haar ex op ‘een troon van taal’ te zetten, zoals hij dat omgekeerd deed met haar? Ik ben bang van niet.
Haar taal is juist nogal gewoontjes. Zien we hier een boeiende innerlijke monoloog oprijzen tussen ‘het ik en het zelf’, zoals haar bedoeling heet te zijn? Ik heb wel eens diepere gedachten gezien. Heeft dit boek ‘een architectuur’, zoals alle verhalen en romans idealiter hebben, volgens Hoogervorst? Hier komen we op een hachelijk punt. Van compositie of regie is weinig te merken. Het lijkt wel of Hoogervorst overhaast een emmer met losse aantekeningen, citaten en herinneringen heeft leeggeschud.
Ze huppelt vrijmoedig door de tijd. Nu eens is de bom net gebarsten en moet ze ‘onbedwingbaar huilen en snikken’, dan weer is het net aan en vindt ze zichzelf naakt terug ‘bovenop’ de wasmachine waar die ‘gekke vent’ haar gaat verwennen.
In de ene passage worden we bijgepraat over de Morvan, waar het stel in de jaren negentig een huis kocht, in de andere passage is het veertien jaar later en kijken we terug op een pijnlijke boedelscheiding. Er blijkt het een en ander zoek. De kristallen bonbonnière? Het glaswerk en het serviesgoed van tante? Alles achterovergedrukt, zo begrijpen we, door de verongelijkte schrijver nadat hem de deur is gewezen.
En nu maar hopen dat Jongstra zich zal houden aan de belofte die hij Hoogervorst deed bij hun gesprek in het Vondelpark, om geen wraakroman te gaan schrijven. Eentje lijkt me voorlopig wel genoeg.
NRC VRIJDAG 11 APRIL 2014
Het begon in 1995, na het Libris-diner, met ‘een lustexplosie’. En het eindigde in 2012 met kille woorden op een terras in het Vondelpark. In Privédomein, haar vierde roman, doet Ingrid Hoogervorst verslag van haar beëindigde huwelijk met Atte Jongstra. Zijn naam komt in het boek niet voor, al verwijst ze achterin wel naar zijn boeken. Hij wordt afwisselend ‘mijn man’ en ‘de schrijver’ genoemd.
Zoals hij zelf, in zijn roman Hudigers Hooglied uit 1999, een inkijkje gaf in hun liefdesleven, zo doet zij nu, op haar beurt, een boekje open over zeventien jaar huwelijksgeluk en -leed. Ze schrijft terug, zoals ze het zelf uitdrukt. Ze slaat terug, zou je ook kunnen zeggen.
‘De schrijver’ komt niet helemaal ongeschonden uit de strijd. Hij is, in het verhaal dat Hoogervorst van hun gezamenlijke leven maakte, een man van fikse tegenstellingen. Hij is geestig en welbespraakt, maar ook een morsige roker en een chagrijnig drankorgel. Hij is gulzig en levenslustig, maar ook een nijdige narcist en een depressieve tobber. Hij is een rondborstige Fries, maar ook een stiekeme schuinsmarcheerder.
Hoogervorst ziet zichzelf als een humoristische en optimistische vrouw, met ‘een scherp verstand’. Ze zoekt graag uit hoe alles zit. ‘Als ik iets niet begrijp, pak ik een boek.’ En als ze het dan nog niet snapt, gaat ze zelf maar een boek schrijven. ‘Dat is het leuke aan schrijven. Je hebt het pas door als je het overziet in de tekst.’
De grote vraag is natuurlijk: hoe leuk is het voor een buitenstaander om te lezen dat Hoogervorst al schrijvend doorkrijgt hoe het nu precies zat met haar huwelijk? Weet ze haar ex op ‘een troon van taal’ te zetten, zoals hij dat omgekeerd deed met haar? Ik ben bang van niet.
Haar taal is juist nogal gewoontjes. Zien we hier een boeiende innerlijke monoloog oprijzen tussen ‘het ik en het zelf’, zoals haar bedoeling heet te zijn? Ik heb wel eens diepere gedachten gezien. Heeft dit boek ‘een architectuur’, zoals alle verhalen en romans idealiter hebben, volgens Hoogervorst? Hier komen we op een hachelijk punt. Van compositie of regie is weinig te merken. Het lijkt wel of Hoogervorst overhaast een emmer met losse aantekeningen, citaten en herinneringen heeft leeggeschud.
Ze huppelt vrijmoedig door de tijd. Nu eens is de bom net gebarsten en moet ze ‘onbedwingbaar huilen en snikken’, dan weer is het net aan en vindt ze zichzelf naakt terug ‘bovenop’ de wasmachine waar die ‘gekke vent’ haar gaat verwennen.
In de ene passage worden we bijgepraat over de Morvan, waar het stel in de jaren negentig een huis kocht, in de andere passage is het veertien jaar later en kijken we terug op een pijnlijke boedelscheiding. Er blijkt het een en ander zoek. De kristallen bonbonnière? Het glaswerk en het serviesgoed van tante? Alles achterovergedrukt, zo begrijpen we, door de verongelijkte schrijver nadat hem de deur is gewezen.
En nu maar hopen dat Jongstra zich zal houden aan de belofte die hij Hoogervorst deed bij hun gesprek in het Vondelpark, om geen wraakroman te gaan schrijven. Eentje lijkt me voorlopig wel genoeg.