Trouw 26 april
En dan wordt zo'n man jaloers
door Jann Ruyters
Ooit leken Ingrid Hoogervorst en haar man, in ieder geval voor zichzelf, zo'n ideaal stel. Hij 'de schrijver' wiens naam niet genoemd wordt, terwijl we uit de geciteerde romantitels kunnen afleiden dat het om Atte Jongstra gaat. Zij recensente (voor een 'foute' ochtendkrant, daarna voor de 'Tros Nieuwsshow'), later ook schrijfster. Samen woonden ze in een herenhuis, hij werkte boven, zij beneden. Samen kochten ze ook een tweede huis in Frankrijk. Dat huis was meer zijn huis dan het hare - de nevelhoekjes en schaduwplekken boezemden haar angst in - maar idyllisch was het toch. In de werkelijkheid én in zijn boeken overstelpte hij haar met mooie woorden. "Hij zette me op een troon van taal", schrijft Hoogervorst. En citerend uit zíjn autobiografie: "Vaak heb ik het gevoel in haar wijsheid te verdwijnen." Maar de liefde hield geen stand.
'Privédomein' opent met de e-mail die 'de schrijver' ten afscheid stuurde. Hij heeft het over "onverenigbaarheid van karakters, van levenspatroon, van in de wereld staan". Als zij met haar dochter op zijn nieuwe adres langsgaat, komt ze er niet in. "Jij niet, je dochter wel." Bij een latere ontmoeting voelt ze bij het passeren hoe hij zijn onderbuik intrekt en zijn rug platdrukt tegen de deurpost "teneinde zelfs de luchtverplaatsing van mijn lichaam niet te hoeven voelen".
Hoogervorst besluit 'terug te schrijven'. Ze is de eerste Nederlandse schrijfster niet die naar de pen grijpt om kond te doen van een echtscheiding: Renate Rubinstein, Anja Meulenbelt, en Doeschka Meijsing gingen haar voor. Nieuw is wel dat nu beide partijen hun zegje zullen doen: de in de herfst te verschijnen nieuwe roman van Atte Jongstra, omineus 'Worst' getiteld, zal volgens de schrijver gaan over 'de betekenis van worst voor de samenleving' en voor 'mijn samenleving' met Ingrid. Dat verklaarde hij althans vorige week in Het Dagblad van het Noorden. De lezer mag dus partij kiezen, en dat is wel aardig - al kun je in een loyaliteitsconflict terechtkomen en is die keuze nu al niet eenvoudig. Niet de handelwijze van de ex-echtelieden telt tenslotte, maar wat voor boek het conflict heeft opgeleverd.
Een sappig boek is 'Privédomein' zeker, al bevredigt het minder als autobiografie. Hapsnap grasduinend door haar huwelijksverleden, en door de huwelijks- en echtscheidingsliteratuur van andere schrijvers (Rachel Cusk, Paul Auster, Renate Rubinstein), roept Hoogervorst het beeld op van een verbintenis die stukloopt op de onmacht van 'de schrijver' die zijn vrouw eerst op die 'troon van taal' zet maar haar eraf duwt zodra ze al te autonome trekjes vertoont. Als Hoogervorst haar eerste roman publiceert, zegt hij dat hij niet op een schrijvende vrouw zit te wachten. Als die roman voortijdig door wordt neergesabeld, meldt de schrijver dat de criticus een punt heeft. De schrijver lijkt jaloers, ergert zich, wordt depressiever, angstiger en boosaardiger, trekt zich met veel drank in werk en Facebook terug, terwijl zijn vrouw de neergaande trend hulpeloos gadeslaat.
Al blijft juist die vrouw ook wat onderbelicht. Leest 'Privédomein' in het begin als een verse hartekreet die je alleen al door de geraakte toon voor zich inneemt, later begint te storen dat Hoogervorst weinig ordening aanbrengt (wie verlaat nou wie, eigenlijk?) en zichzelf bovendien meer buiten schot houdt. De schrijver ontpopt zich als de haatdragende echtgenoot uit Elsschots gedicht 'Het huwelijk', maar zo onschuldig is de vrouw nu ook weer niet.
Het is wel jammer dat de ondergang zo toch in mist gehuld blijft, want een interessant huwelijk is dit zeker. Misschien dat de andere partij meer helderheid biedt.
En dan wordt zo'n man jaloers
door Jann Ruyters
Ooit leken Ingrid Hoogervorst en haar man, in ieder geval voor zichzelf, zo'n ideaal stel. Hij 'de schrijver' wiens naam niet genoemd wordt, terwijl we uit de geciteerde romantitels kunnen afleiden dat het om Atte Jongstra gaat. Zij recensente (voor een 'foute' ochtendkrant, daarna voor de 'Tros Nieuwsshow'), later ook schrijfster. Samen woonden ze in een herenhuis, hij werkte boven, zij beneden. Samen kochten ze ook een tweede huis in Frankrijk. Dat huis was meer zijn huis dan het hare - de nevelhoekjes en schaduwplekken boezemden haar angst in - maar idyllisch was het toch. In de werkelijkheid én in zijn boeken overstelpte hij haar met mooie woorden. "Hij zette me op een troon van taal", schrijft Hoogervorst. En citerend uit zíjn autobiografie: "Vaak heb ik het gevoel in haar wijsheid te verdwijnen." Maar de liefde hield geen stand.
'Privédomein' opent met de e-mail die 'de schrijver' ten afscheid stuurde. Hij heeft het over "onverenigbaarheid van karakters, van levenspatroon, van in de wereld staan". Als zij met haar dochter op zijn nieuwe adres langsgaat, komt ze er niet in. "Jij niet, je dochter wel." Bij een latere ontmoeting voelt ze bij het passeren hoe hij zijn onderbuik intrekt en zijn rug platdrukt tegen de deurpost "teneinde zelfs de luchtverplaatsing van mijn lichaam niet te hoeven voelen".
Hoogervorst besluit 'terug te schrijven'. Ze is de eerste Nederlandse schrijfster niet die naar de pen grijpt om kond te doen van een echtscheiding: Renate Rubinstein, Anja Meulenbelt, en Doeschka Meijsing gingen haar voor. Nieuw is wel dat nu beide partijen hun zegje zullen doen: de in de herfst te verschijnen nieuwe roman van Atte Jongstra, omineus 'Worst' getiteld, zal volgens de schrijver gaan over 'de betekenis van worst voor de samenleving' en voor 'mijn samenleving' met Ingrid. Dat verklaarde hij althans vorige week in Het Dagblad van het Noorden. De lezer mag dus partij kiezen, en dat is wel aardig - al kun je in een loyaliteitsconflict terechtkomen en is die keuze nu al niet eenvoudig. Niet de handelwijze van de ex-echtelieden telt tenslotte, maar wat voor boek het conflict heeft opgeleverd.
Een sappig boek is 'Privédomein' zeker, al bevredigt het minder als autobiografie. Hapsnap grasduinend door haar huwelijksverleden, en door de huwelijks- en echtscheidingsliteratuur van andere schrijvers (Rachel Cusk, Paul Auster, Renate Rubinstein), roept Hoogervorst het beeld op van een verbintenis die stukloopt op de onmacht van 'de schrijver' die zijn vrouw eerst op die 'troon van taal' zet maar haar eraf duwt zodra ze al te autonome trekjes vertoont. Als Hoogervorst haar eerste roman publiceert, zegt hij dat hij niet op een schrijvende vrouw zit te wachten. Als die roman voortijdig door wordt neergesabeld, meldt de schrijver dat de criticus een punt heeft. De schrijver lijkt jaloers, ergert zich, wordt depressiever, angstiger en boosaardiger, trekt zich met veel drank in werk en Facebook terug, terwijl zijn vrouw de neergaande trend hulpeloos gadeslaat.
Al blijft juist die vrouw ook wat onderbelicht. Leest 'Privédomein' in het begin als een verse hartekreet die je alleen al door de geraakte toon voor zich inneemt, later begint te storen dat Hoogervorst weinig ordening aanbrengt (wie verlaat nou wie, eigenlijk?) en zichzelf bovendien meer buiten schot houdt. De schrijver ontpopt zich als de haatdragende echtgenoot uit Elsschots gedicht 'Het huwelijk', maar zo onschuldig is de vrouw nu ook weer niet.
Het is wel jammer dat de ondergang zo toch in mist gehuld blijft, want een interessant huwelijk is dit zeker. Misschien dat de andere partij meer helderheid biedt.