Onderwijsexperiment: de Osdorper Scholengemeenschap
Als de leraar Duits voorlas uit het Nibelungenlied, zetten de leerlingen de ramen open en staken een sigaretje op. Schrijfster Ingrid Hoogervorst bracht haar middelbareschooltijd door op een experimenteerschool: de Osdorper Scholengemeenschap. Projectonderwijs, kritisch denken, discussie. En vrijheid, heel veel vrijheid.
Als ik terugdenk aan mijn middelbare school, zie ik vrolijke anarchie. Laat me u meenemen naar het Hoekenespad in Osdorp, 1966. Daar liepen we! Potlood en meetlint in de hand, om de straten mee op te meten. Straten opmeten? Ja, samen een stad ontwerpen! Mijn docenten waren jong, links en radicaal. Idealistische aanhangers van antiautoritaire onderwijsidealen. Ze wilden vernieuwing. Projectonderwijs! ‘Wat dat precies inhoudt zul je wel ervaren,’ schreven ze in onze schoolagenda. ‘Hier alleen dit: bij dit onderwijs worden de vakken vervlochten; m.a.w. je hebt bijvoorbeeld de bij wiskunde verworven kennis nodig bij aardrijkskunde en omgekeerd. Dit kan een heel leerzame en heel boeiende bezigheid worden.’
Boeiend was het zeker. In hun enthousiasme bedachten ze de gekste projecten. Op maandagochtend werd je op pad gestuurd om de nieuwbouwwijk in kaart te brengen. Hoe zijn de stedenbouwers te werk gegaan? Kijk naar de opbouw van de huizen. Hoogbouw, laagbouw, straten, pleinen. Waar rijden de trams en waar de bussen? Hoeveel sigarenwinkels in één straat? Groenteboeren? Bakkers? Tel het aantal kerken. Al bracht je de meeste uren sigaretten rokend in de snackbar door, toch stak je er iets van op. Na een maand of drie maakte elke leerling een ontwerptekening van zijn eigen stad.
Passieve taalbeheersing was ouderwets. Geen woordjes, spellingregels of naamvallen leren maar communiceren. In een geavanceerd talenpracticumlokaal, met een koptelefoon op. Via het ingenieuze audiosysteem konden leerlingen ook met elkaar praten, dus namen wij in het Duits, Frans of Engels uitvoerig ons uitgaansleven door. En de docenten luisterden gretig mee. Op onze beurt hielden wij – de meisjes met agenda’s met ingebouwde spiegeltjes – begerig het docentencorps in de gaten. Wie deed het met wie?
De krullenbol van Biologie was favoriet. Naast zijn huwelijk hield hij er liefdesrelaties op na. Eerst met onze lerares Frans, daarna met die van Nederlands, toen stapte hij over naar de docente Duits. Met hun korte haren leken ze alledrie op de chansonnière Juliette Gréco. Ja, muziekles. Op zaterdagochtend zongen we mee met Gerard Cox: ‘Met de pil, met de pil, ga je net zo vaak als je wilt…’. Mijn school was een zootje, maar wel een leuk zootje. Terugdenkend zie ik mijn leraar Duits, tokkelend op zijn gitaar. Als hij voorlas uit het Nibelungenlied, zetten wij de ramen van zijn lokaal open en staken een sigaretje op.
Wie gelooft je nog als je dit vertelt? Niemand! Zo worden jeugdherinneringen vanzelf fictie.
Experimenteer school
Mijn school aan het Hoekenespad was één van de eerste schoolgemeenschappen. Het product van onderwijsvernieuwingen in de jaren zestig die sociale ongelijkheid op moesten heffen. Er moest een eind worden gemaakt aan de praktijk dat kinderen uit arbeidersklassen niet verder kwamen dan lager beroepsonderwijs of ULO, die uit de middenstand naar MULO, HBS of MMS gingen, en alleen het kroost van de elite vanzelfsprekend terechtkwam op lyceum of gymnasium en vervolgens op de universiteit. Onder het motto ‘onderwijs voor iedereen’ ging op 1 augustus 1968 het hele voortgezet onderwijs op de helling om invulling te geven aan de Mammoetwet van onderwijsminister Cals. Voortaan bestonden er drie soorten onderwijsstromen: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs ( gymnasium, athenaeum, lyceum), algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, MAVO, LAVO) en beroepsonderwijs (HBO, MBO, LBO).
Het was nog niet zo ver toen ik in 1964 de Klaas de Vries school in Amsterdam-West verliet, al waren leerlingen niet meer verplicht een toelatingsexamen af te leggen voor de middelbare school. Ik had mijn zinnen gezet op het Cartesiuslyceum. Mijn onderwijzer raadde het me af, hij pleitte voor een nieuw type school. HAVO. Wat? Zoiets als de vijfjarige HBS en toch anders. Wat moest ik daarop zeggen? Mijn ouders wisten het ook niet, dus werd besloten dat ik net als mijn broer naar de Tweede Driejarige HBS in de Zocherstraat zou gaan. Dan zagen we wel verder.
Met het bevochten recht op onderwijs voor iedereen werd het dringen bij de ingang. De tussen woonhuizen ingeklemde Amsterdamse school, die oud minister-president Willem Drees nog onder zijn leerlingen telde, moest zijn toevlucht nemen tot een wijk in aanbouw: Osdorp. De eerste twee jaar in de Professor Casimirstraat. In mijn schoolagenda heette het toen nog ‘2e H.B.S. met 3-jarige cursus. Tussen haakjes was alvast ‘H.A.V.O.’ ingevuld. Later begreep ik dat we behoorden tot de acht experimenteerscholen, waar vier jaar vóór de officiële invoering van de Mammoetwet de nieuwe onderwijsidealen werden uitgeprobeerd.
In 1966 werd de Osdorper Schoolgemeenschap Amsterdam aan het Hoekenespad een feit. Als een olievlek vloeiden de houten noodlokalen uit over het braakliggend terrein, dat wethouder Jan Schaefer later vol liet bouwen met nieuwe huurwoningen. Binnen enkele jaren huisvestte de school 2000 leerlingen. De conciërge schafte een vouwfiets aan om de afstanden tussen de lokalen te overbruggen. Het Amsterdamse experiment trok veel talent aan. In mijn herinnering duikt Hella S. Haasse op. Opwinding toen de schrijfster plaatsnam op het podium in de aula en een voordracht hield over de auteur Franz Kafka, ze las prachtig voor uit zijn brieven.
Schilder Jaap Hillenius leerden ons Cobra-tekeningen te maken, de latere politicus Henk Vonhoff legde de principes van de Franse Revolutie uit en oud- minster van Suriname André Haakmat bracht de beginselen bij van markteconomie. Vrijheidsdrang. Nu heb ik een spontane protestactie in gedachten tegen het wegvallen van het vak muziek. Met zijn zessen wandelden we een les uit. In het lege muzieklokaal stond nog een piano en stilletjes luisterden we naar de jazzimprovisaties van een klasgenoot. Voor straf moesten we een opstel schrijven. Over het belang van muziek!
Die wegloperij vond ik leuk. Dat hoorde erbij. Laten we wel wezen, je hoefde het niet eens te zijn met de autoriteiten. Kritisch denken. Iedere docent voerde het in zijn vaandel. Het Ying-Yang teken dat de schoolagenda sierde, stond symbool voor hun filosofie. Bundeling van tegenstrijdige gedachten met als gemeenschappelijk doel een school, waarin ieder individu zo goed mogelijk tot zijn recht komt en zoveel mogelijk kansen krijgt. ‘Op welk examen je ook aankoerst, in welke klas je ook zit, hoe verschillend elk individu (gelukkig) ook is van ieder ander, alle verscheidenheid wordt door het symbool weer tot eenheid gebracht. Die eenheid omvat iedereen.’
Zwarte ogen
Je voerde politieke discussies, las Sartre en Camus, was ingewijd in het existentialisme. Als je iets had uitgehaald, ging je standaard in discussie. Zelfs de rector was er gevoelig voor.
Als ik mijn geheugen laat spreken, hoor ik zelfs de satirische liedjes die de leraren zongen in hun cabaretvoorstellingen. En dan die lerares Frans. Ze bracht de geur van muskus mee en sigarettenrook. Onder haar pony hadden haar ogen de kleur van de zee, ze had ze flink zwart gemaakt.
Met één bil zat ze op de tafel, van haar donkerpaarse lippenstift resteerden een paar natte strepen. Alsof ze ieder moment weer kon teruggaan, naar een ander leven. Ze droeg voor. Bittere versregels van Rimbaud haakten in haar stem, schor als die van Jeanne Moreau. Onder de les hield ze haar jack aan, kort, zwart en strak. Wij schreven alles in onze schriften en meenden op het suède de handafdrukken van een recente omhelzing te onderscheiden. Iemand stak een vinger op. Gainsbourgs hit ‘Je t’aime…moi non plus’. Of ze het nummer kon vertalen.
Om haar lippen speelde een lachje en ze knikte. Dat lachje reikte veel verder dan dit moment, mijlenver, naar waar wij nog niets van wisten. Ze vertaalde het 45-toerenplaatje. Woord voor woord. Tot de woorden in onze wasem op de ramen van haar lokaal geschreven stonden.
Schilder Jaap Hillenius leerden ons Cobra-tekeningen te maken, de latere politicus Henk Vonhoff legde de principes van de Franse Revolutie uit en oud- minster van Suriname André Haakmat bracht de beginselen bij van markteconomie. Vrijheidsdrang. Nu heb ik een spontane protestactie in gedachten tegen het wegvallen van het vak muziek. Met zijn zessen wandelden we een les uit. In het lege muzieklokaal stond nog een piano en stilletjes luisterden we naar de jazzimprovisaties van een klasgenoot. Voor straf moesten we een opstel schrijven. Over het belang van muziek!
Die wegloperij vond ik leuk. Dat hoorde erbij. Laten we wel wezen, je hoefde het niet eens te zijn met de autoriteiten. Kritisch denken. Iedere docent voerde het in zijn vaandel. Het Ying-Yang teken dat de schoolagenda sierde, stond symbool voor hun filosofie. Bundeling van tegenstrijdige gedachten met als gemeenschappelijk doel een school, waarin ieder individu zo goed mogelijk tot zijn recht komt en zoveel mogelijk kansen krijgt. ‘Op welk examen je ook aankoerst, in welke klas je ook zit, hoe verschillend elk individu (gelukkig) ook is van ieder ander, alle verscheidenheid wordt door het symbool weer tot eenheid gebracht. Die eenheid omvat iedereen.’
Zwarte ogen
Je voerde politieke discussies, las Sartre en Camus, was ingewijd in het existentialisme. Als je iets had uitgehaald, ging je standaard in discussie. Zelfs de rector was er gevoelig voor.
Als ik mijn geheugen laat spreken, hoor ik zelfs de satirische liedjes die de leraren zongen in hun cabaretvoorstellingen. En dan die lerares Frans. Ze bracht de geur van muskus mee en sigarettenrook. Onder haar pony hadden haar ogen de kleur van de zee, ze had ze flink zwart gemaakt.
Met één bil zat ze op de tafel, van haar donkerpaarse lippenstift resteerden een paar natte strepen. Alsof ze ieder moment weer kon teruggaan, naar een ander leven. Ze droeg voor. Bittere versregels van Rimbaud haakten in haar stem, schor als die van Jeanne Moreau. Onder de les hield ze haar jack aan, kort, zwart en strak. Wij schreven alles in onze schriften en meenden op het suède de handafdrukken van een recente omhelzing te onderscheiden. Iemand stak een vinger op. Gainsbourgs hit ‘Je t’aime…moi non plus’. Of ze het nummer kon vertalen.
Om haar lippen speelde een lachje en ze knikte. Dat lachje reikte veel verder dan dit moment, mijlenver, naar waar wij nog niets van wisten. Ze vertaalde het 45-toerenplaatje. Woord voor woord. Tot de woorden in onze wasem op de ramen van haar lokaal geschreven stonden.
Stokpaardjes
Mijn school is niet meer. De sociale ongelijkheid bleek hardnekkig. Tijdens het kabinet Den Uyl (1973-1977) publiceerde onderwijsminister Van Kemenade de Contourennota. Belangrijkste structuurwijziging: de middenschool. Als kinderen van 12 tot 16 de eerste drie jaar in groepen bij elkaar zouden zitten, moesten dat gelijke kansen creëren. Een ramp voor slimmeriken, ze verveelden zich dood. Een ramp voor leraren, voor hetzelfde salaris moesten ze op drie verschillende niveaus lessen en proefwerken maken.
Ik spreek uit ervaring. Tijdens mijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde hospiteerde ik bij mijn vroegere docente. Een paar maanden later werd ik gebeld. Door de OSG. Of ik kon invallen voor een langdurig zieke leerkracht. Drie tweede klassen. MAVO, HAVO, VWO door elkaar. Ik deed wat ik kon. Het was niet veel. Het volgend lesjaar werd mij een baan aangeboden. 14 lesuren maar geschikt lesmateriaal bleek niet voor handen. Wat moest ik zonder boeken?
De sectie Nederlands voerde geen enkel onderling overleg over de te gebruiken leermethode. Iedere docent bereed zijn eigen stokpaardje. Ook de leerlingen waren veranderd. Geen kinderen zoals wij. Hangend aan de lippen van de leraar Engels die met gekruiste benen boven op de kast zat achter in het lokaal en Hamlet van Shakespaere voordroeg. De leerlingen hadden de macht overgenomen. Als je door de gangen liep, moest je oppassen voor tassen en broodtrommel. Er werd gegooid, geschreeuwd en gevochten. Jongens graaiden naar je kruis.
De sfeer was ronduit vijandig en explosief. Bij de directie hoefde je niet aan te kloppen. Problemen werden steevast teruggekoppeld naar de docent. ‘Je moet ze gewoon een schop onder hun hol geven,’ zei een collega. Ik was drieëntwintig en enthousiast en binnen negen maanden zat ik rechtop in mijn bed van angst over wat de volgende dag zou brengen. Ik leek wel gek en diende mijn ontslag in.
Opgeheven
Mijn school is aan vernieuwingsdrift ten onder gegaan. Verdronken in zijn eigen vrijheid. De criminaliteit en agressie waren niet meer in toom te houden. De OSG werd opgeheven. Waar ooit dat labyrint van houten noodlokalen lag, staat nu een schoolgebouw dat alweer aan vernieuwing toe is. Caland Lyceum staat er op het grote bord langs de weg. Lyceum. Een ‘elitaire’ term uit het traditionele onderwijs. De waarden en normen uit het verleden worden weer uit de kast gehaald om het gat van de toekomst te dichten.
Mijn school is niet meer. De sociale ongelijkheid bleek hardnekkig. Tijdens het kabinet Den Uyl (1973-1977) publiceerde onderwijsminister Van Kemenade de Contourennota. Belangrijkste structuurwijziging: de middenschool. Als kinderen van 12 tot 16 de eerste drie jaar in groepen bij elkaar zouden zitten, moesten dat gelijke kansen creëren. Een ramp voor slimmeriken, ze verveelden zich dood. Een ramp voor leraren, voor hetzelfde salaris moesten ze op drie verschillende niveaus lessen en proefwerken maken.
Ik spreek uit ervaring. Tijdens mijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde hospiteerde ik bij mijn vroegere docente. Een paar maanden later werd ik gebeld. Door de OSG. Of ik kon invallen voor een langdurig zieke leerkracht. Drie tweede klassen. MAVO, HAVO, VWO door elkaar. Ik deed wat ik kon. Het was niet veel. Het volgend lesjaar werd mij een baan aangeboden. 14 lesuren maar geschikt lesmateriaal bleek niet voor handen. Wat moest ik zonder boeken?
De sectie Nederlands voerde geen enkel onderling overleg over de te gebruiken leermethode. Iedere docent bereed zijn eigen stokpaardje. Ook de leerlingen waren veranderd. Geen kinderen zoals wij. Hangend aan de lippen van de leraar Engels die met gekruiste benen boven op de kast zat achter in het lokaal en Hamlet van Shakespaere voordroeg. De leerlingen hadden de macht overgenomen. Als je door de gangen liep, moest je oppassen voor tassen en broodtrommel. Er werd gegooid, geschreeuwd en gevochten. Jongens graaiden naar je kruis.
De sfeer was ronduit vijandig en explosief. Bij de directie hoefde je niet aan te kloppen. Problemen werden steevast teruggekoppeld naar de docent. ‘Je moet ze gewoon een schop onder hun hol geven,’ zei een collega. Ik was drieëntwintig en enthousiast en binnen negen maanden zat ik rechtop in mijn bed van angst over wat de volgende dag zou brengen. Ik leek wel gek en diende mijn ontslag in.
Opgeheven
Mijn school is aan vernieuwingsdrift ten onder gegaan. Verdronken in zijn eigen vrijheid. De criminaliteit en agressie waren niet meer in toom te houden. De OSG werd opgeheven. Waar ooit dat labyrint van houten noodlokalen lag, staat nu een schoolgebouw dat alweer aan vernieuwing toe is. Caland Lyceum staat er op het grote bord langs de weg. Lyceum. Een ‘elitaire’ term uit het traditionele onderwijs. De waarden en normen uit het verleden worden weer uit de kast gehaald om het gat van de toekomst te dichten.