de poortwachter
De poortwachter loopt naar het slaapkamerraam. Hij huivert. Van bovenaf gezien doen de geschakelde nieuwbouwwoningen hem denken aan de oude, ivoren dominostenen van zijn vader. Iedere avond na het eten, van half acht tot acht. Spelletjes die hij eeuwig verloor. De stukken in de ijzeren doos heeft hij direct na de begrafenis mee naar huis genomen en bevinden zich nu op de vensterbank, ter hoogte van zijn kruis.
Vijf voor zeven. Ochtendlicht sliert over de daken en langs de ramen van de flats aan de overkant. De poortwachter voelt zich deze winterochtend in een gemoedsstemming om lang en diep na te denken, wat hij zelden doet. Wat geeft het denken? Lijstjes maken, zaken onderbrengen in een schema en ze dan opschrijven. Zijn credo ut intelligam.
Deze ochtend is alles anders. Zijn leven baadt in een nieuw, vreemd licht. De woorden van de schrijfster spoken door zijn hoofd. Denken is kauwen op je gedachten. Briljante trouvaille. Dat je boven de dingen staat. Hij had de zin er meteen uitgelicht en voor eigen gebruik genoteerd op een nieuwe kaart, die hij tussen de andere in de bak ‘Filosofische Uitspraken’ stak. De kaartenbak stond weer op zijn plaats, tussen de ‘Epitheta’ en ‘Citaten uit de Literatuur’ in.
Er gaat niets boven een goed archief. In de vierde klas van het Atheneum was hij begonnen met het verzamelen van Latijnse spreekwoorden, gezegden en citaten. Zijn documentatiesysteem werkte feilloos. Met genoegen constateert hij elke keer weer, hoe de ogen van dat eigengereide schrijvertje dat hij zo nu en dan een slecht geschreven roman ter recensie toewerpt, vochtig worden wanneer hij hem pareert met één van zijn snedige uitspraken. Zelfs zijn vrouw had hij nooit hoeven opbiechten dat hij geen gymnasium heeft gedaan.
De poortwachter krabt aan zijn ballen. Ik houd van mannen waar de intelligentie van af spat. Gretige vrouw, gretig naar kennis. Over het algemeen hebben ze geen gevoel voor humor, maar deze blonde schrijfster met de kattenogen serveert de interviewer het ene spitsvondige antwoord na het andere. Op de begeleidende foto zag je meteen dat ze een ontzettend stevig en lenig lichaam had.
Haar roman staat hem nog helder voor de geest, hij heeft hem op de stapel ‘niet bespreken’ gegooid. Geleuter over een tobberig zigeunermeisje dat schrijfster wil worden en op zoek naar het goddelijke zeven erudiete, wijze mannen ontmoet. Schamel derivaat van de een of andere Amerikaanse bestseller.
Dwars door de dunne stof van zijn onderbroek heen kneden zijn vingers zijn pik. Misschien had hij de situatie fout ingeschat. Het interview had iets losgemaakt. Een inzicht. Hij heeft verdomme nooit een vrouw over filosofen horen praten als over erotische avontuurtjes. Jaren verliefd op Sartre, dweepte met Kant en Hegel, verslingerd aan Derrida, vingerde zichzelf onder het lezen van Foucault, en nog een handvol andere wijsgeren… Denken is erotiek. Hij eist een logeplaats in haar hoofd.
De poortwachter is literatuurcriticus bij een opinieblad. Voorheen hét opinieblad. Ondanks het harde feit dat de oplage de laatste twintig jaar is gehalveerd, kan de krant nog steeds iemand maken of breken. Sinds een jaar of vijf bekleedt hij de functie van Chef Literatuur, om precies te zijn vanaf het moment dat zijn goede vriendin het hoofdredacteurschap kreeg aangeboden en hem binnenhaalde, in ruil voor zijn onvoorwaardelijke steun.
‘De verkoopbaarheid van het literaire nieuws is afhankelijk van de mate waarin het geprepareerd kan worden voor vluchtige consumptie, maar zonder de schijn aan te nemen van platvloersheid,’ hield ze hem de eerste dag voor. ‘Om op de publiciteitsmarkt te kunnen opereren moet de literaire informatie de kleur aannemen van haar omgeving.’
Dat hoefde ze hem niet uit te leggen. De wereld van de literatuur is een Bühne waarop schrijvers zich verdringen, alleen het spectaculaire heeft kans boven te komen drijven en verkocht te worden. Daarom probeert iedere auteur, door zich zo opvallend mogelijk uit te dossen, de aandacht te trekken voor zijn creatie.
De poortwachter vergelijkt zichzelf graag met de programmaleider van de show, altijd op zoek naar ‘de vent’ achter en in het werk, naar ‘de erudiete schrijver met de brede blik’. Hij is de ontdekker van het grote talent. Hij beslist wie wel en wie niet op het podium mag. Daarom bepaalt hij op de wekelijkse redactievergadering pas wie welke roman moet bespreken, nadat hij eerst zelf de boeken heeft doorgebladerd en met een gering gebaar, oogopslag of schampere opmerking duidelijk maakt hoe de opinie uit gaat vallen.
Literatuur is een snoepwinkel waar de balletjes lokken. Over welke bal het verleidelijkst glimt, heeft hij een boek geschreven. De lat van de literatuurkritiek moet omhoog. Naar zijn hoogte. Je kunt van de meest onopvallende roman een meesterwerk maken, mits je je argumenten, schimpscheuten en smaakoordelen in volzinnen en stilistische vondsten verpakt en verwijst naar de groten uit de wereldliteratuur. Zij zijn je garantie voor kwaliteit en eruditie.
Hij kijkt uit het raam. Soms voelt de poortwachter meer zielen in zijn borst kroelen. Dit land kent zo weinig écht talent. Très, très triest. Elk jaar komt er wel iemand aan zijn deur voor een state of art met betrekking tot de Nederlandse literatuur. Weinig proza dat de dwingende aanvechting wekt het te savoureren. Niets staat hem meer tegen dan de efemere actualiteit van de contemporaine roman. Obsolete stijlvormen, gemeenplaatsen, stoplappen, open deuren.
En al jaren ergert hij zich aan die goedlopende polderthrillers van vrouwen, opeenstapelingen van clichés zonder enige literaire verbeelding. Platitudes hebben vanzelf door hun herkenbaarheid een breed bereik…
‘Kom je terug in bed?’
Suf van de slaap heeft zijn vrouw zich half opgericht, knijpt haar ogen een paar keer snel achter elkaar dicht en geeft verbeten klopjes op het dekbed.
‘Kom.’
Hij reageert niet. Met een koppige trek om zijn mond blijft hij voor het raam staan en denkt aan de woorden van de schrijfster. Prikkelende uitspraken over mannen. Ze zijn zo eenzaam in hun lichaamshouding. Met zijn rechterhand wiegt hij zijn scrotum, jammer dat hij zijn eigen ballen niet meer kan zien. Hij wordt te dik, ieder jaar is zijn buik tien centimeter dikker, net als zijn vrouw. Hij tast naar zijn pik, trekt de voorhuid even snel op en neer. Ik zie de man als leermeester.
Hij krimpt ineen en gromt zachtjes. Verleid worden door een schrijvende vrouw, dat is toch wel de ultieme zaligheid. Hij moet meteen aan de slag. Opvallend diepzinnig debuut dat mooie ellipsen bevat. Het persoonlijke verhaal met de algemene les, de barokke wendingen, de helderheid die zij nastreeft. De roman ademt de noodzaak van een bredere bedding, waarin de essentialia die ze wil evoceren minder exclamatoir en gratuit worden.
Het ergste is, dat hij de schrijfster ooit heeft ontmoet. Op verzoek van een collega die al jaren meer was dan alleen een collega had hij met haar gegeten, omdat ze met iets belangrijks bezig was. Ze mocht er beslist zijn, maar in het restaurant was hij afgeleid door zijn aantrekkelijke collega, met wie hij na afloop van het etentje mee was gegaan naar huis. Zodra ze haar kamer binnen waren, trok ze zonder hem een seconde uit het oog te verliezen, haar bloes over haar hoofd, knoopte zijn broek los en liet zich op de grond glijden, alleen nog gekleed in een doorschijnende bh van zwart kant en een slipje.
Toen het al licht was geworden bekende zij tot zijn grote verrassing, haar tepels bewegend op het ritme van haar ademhaling, dat haar eerste roman uitkwam. Notabene bij de uitgeverij waar hij ooit, voordat hij literatuurcriticus bij het opinieblad werd, had gesolliciteerd en was afgewezen.
Vond hij dat critici geen schrijver konden worden als ze daar de aandrang toe voelde. Hoe zat het dan met die drie onafgemaakte manuscripten in zijn la? Ze fronste haar wenkbrauwen, legde haar hand op zijn ballen en keek hem aan. Hij dacht ruim een minuut na, kreeg zin om een tepel in zijn mond te nemen en er hard en lang aan te zuigen, maar moest haar zijn standpunt duidelijk maken.
‘Je hebt volkomen gelijk.Alleen in mijn geval staat er veel op het spel.’
Na die avond besloot hij meteen maatregelen te nemen. De verrichtingen van zijn inmiddels ex-collega, voor wie de journalistiek meer begrenzing voor haar creatieve aspiraties bood dan de romanvorm, volgde hij met argusogen. Een tragisch misverstand. Om de toon van de kritiek te zetten sabelde hij het boek een week voor verschijning neer. Wat een gotspe.
Aan ‘de schrijfster die met iets belangrijks bezig was’ had hij geen seconde meer gedacht. Tot het interview hem gisteren door toeval onder ogen kwam. Het stond in een obscuur damesblad van zijn vrouw, dat opengeslagen op tafel lag. Bij het zien van haar portret was hij heimelijk begonnen te lezen. En toen had hij het ontdekt.
Daarom staat de poortwachter deze ochtend zo vroeg voor het raam. Om na te denken over zijn onthutsende ontdekking. Hij voelt zich verscheurd. Er zijn vrouwen die mannen tot lustobjecten reduceren en een obsessie maken van hun pik. Zij investeerde haar pathos in moderne wijsgeren. Het genot van een gedachte krijgen. Die vrouw heeft ballen. Filosofische ballen.
Onder het lezen had hij het duidelijk gevoeld. Hij kreeg een harde pik. En als híj er al een stijve van kreeg, wie dan… Ze is de droom van iedere man. Een lekker en slim sletje, intelligent en onschuldig maar bereid tot alle mogelijke perversiteiten. Hij kon een filosofische trend signaleren. Literatuur als filosofische vrijplaats. De Revisorgeneratie was ook filosofisch ingesteld, maar eerder epistemologisch. Wat is verbeelding, wat werkelijkheid?
De huidige filosofische interesse is pragmatischer en erotischer. De filosofische leermeesters als moderne helden. De nieuwe generatie wil het sacrale in de wereld invoeren. Literatuur moet de cohesie van de samenleving herstellen…
Zijn vrouw is gestopt met het kloppen van hun veren dekbed. In haar volle naaktheid is ze uit bed gekropen en loopt nu naar hem toe. Als ze een hand op zijn onderarm legt, rukt hij die met een heftig gebaar weg.
‘Waarom wil je niet?’
‘Wie zegt dat ik niet met je wil vrijen?’ antwoordt hij zonder zich om te draaien. Hij probeert zijn stem zo neutraal mogelijk te laten klinken. Ze pakt zijn schouders met beide handen, haar tong raakt zijn nek en hij voelt hoe zijn verstrakte rug onder haar aanrakingen ontspant.
‘Ik heb ook niet gezegd dat ik wél met je wil vrijen,’ zegt hij snel met dezelfde toonloze stem.
Zwijgend laat ze zich weer onder het dekbed glijden.
Na een paar minuten draait de poortwachter zich om naar de lokkende sponde. Schrijven behoort tot het domein van mannen. Ik houd van erudiete mannen. Terug in bed blijft hij met gesloten ogen liggen. Een mond zoekt zijn lichaam, glijdt traag langs zijn borst, blijft talmen boven de rand van zijn onderbroek. Met een rukje schuift zijn vrouw het ding omlaag, tegelijkertijd glijden haar lippen om zijn harde geslacht. Schrijven is een vorm van begeerte. De filosofische engelenhoer heeft gelijk. Vrouwen zijn op een tragische manier afhankelijk van mannen. De poortwachter geeft zich over aan zijn vrouw, die zijn ballen in haar handpalm geklemd houdt en smakkende geluidjes maakt. De brokkelige, zigzaggende, lapidaire, zo niet slalommende vorm waarin dit verloop van haar ontwikkeling gesteld is… Oh, hij bevindt zich nu in het paradijs en met warme, vochtige zuchten loost de poortwachter zijn kostbare zaad in de omgekrulde mond.
Uit De Revisor, 2006, nummer 1-2
Vijf voor zeven. Ochtendlicht sliert over de daken en langs de ramen van de flats aan de overkant. De poortwachter voelt zich deze winterochtend in een gemoedsstemming om lang en diep na te denken, wat hij zelden doet. Wat geeft het denken? Lijstjes maken, zaken onderbrengen in een schema en ze dan opschrijven. Zijn credo ut intelligam.
Deze ochtend is alles anders. Zijn leven baadt in een nieuw, vreemd licht. De woorden van de schrijfster spoken door zijn hoofd. Denken is kauwen op je gedachten. Briljante trouvaille. Dat je boven de dingen staat. Hij had de zin er meteen uitgelicht en voor eigen gebruik genoteerd op een nieuwe kaart, die hij tussen de andere in de bak ‘Filosofische Uitspraken’ stak. De kaartenbak stond weer op zijn plaats, tussen de ‘Epitheta’ en ‘Citaten uit de Literatuur’ in.
Er gaat niets boven een goed archief. In de vierde klas van het Atheneum was hij begonnen met het verzamelen van Latijnse spreekwoorden, gezegden en citaten. Zijn documentatiesysteem werkte feilloos. Met genoegen constateert hij elke keer weer, hoe de ogen van dat eigengereide schrijvertje dat hij zo nu en dan een slecht geschreven roman ter recensie toewerpt, vochtig worden wanneer hij hem pareert met één van zijn snedige uitspraken. Zelfs zijn vrouw had hij nooit hoeven opbiechten dat hij geen gymnasium heeft gedaan.
De poortwachter krabt aan zijn ballen. Ik houd van mannen waar de intelligentie van af spat. Gretige vrouw, gretig naar kennis. Over het algemeen hebben ze geen gevoel voor humor, maar deze blonde schrijfster met de kattenogen serveert de interviewer het ene spitsvondige antwoord na het andere. Op de begeleidende foto zag je meteen dat ze een ontzettend stevig en lenig lichaam had.
Haar roman staat hem nog helder voor de geest, hij heeft hem op de stapel ‘niet bespreken’ gegooid. Geleuter over een tobberig zigeunermeisje dat schrijfster wil worden en op zoek naar het goddelijke zeven erudiete, wijze mannen ontmoet. Schamel derivaat van de een of andere Amerikaanse bestseller.
Dwars door de dunne stof van zijn onderbroek heen kneden zijn vingers zijn pik. Misschien had hij de situatie fout ingeschat. Het interview had iets losgemaakt. Een inzicht. Hij heeft verdomme nooit een vrouw over filosofen horen praten als over erotische avontuurtjes. Jaren verliefd op Sartre, dweepte met Kant en Hegel, verslingerd aan Derrida, vingerde zichzelf onder het lezen van Foucault, en nog een handvol andere wijsgeren… Denken is erotiek. Hij eist een logeplaats in haar hoofd.
De poortwachter is literatuurcriticus bij een opinieblad. Voorheen hét opinieblad. Ondanks het harde feit dat de oplage de laatste twintig jaar is gehalveerd, kan de krant nog steeds iemand maken of breken. Sinds een jaar of vijf bekleedt hij de functie van Chef Literatuur, om precies te zijn vanaf het moment dat zijn goede vriendin het hoofdredacteurschap kreeg aangeboden en hem binnenhaalde, in ruil voor zijn onvoorwaardelijke steun.
‘De verkoopbaarheid van het literaire nieuws is afhankelijk van de mate waarin het geprepareerd kan worden voor vluchtige consumptie, maar zonder de schijn aan te nemen van platvloersheid,’ hield ze hem de eerste dag voor. ‘Om op de publiciteitsmarkt te kunnen opereren moet de literaire informatie de kleur aannemen van haar omgeving.’
Dat hoefde ze hem niet uit te leggen. De wereld van de literatuur is een Bühne waarop schrijvers zich verdringen, alleen het spectaculaire heeft kans boven te komen drijven en verkocht te worden. Daarom probeert iedere auteur, door zich zo opvallend mogelijk uit te dossen, de aandacht te trekken voor zijn creatie.
De poortwachter vergelijkt zichzelf graag met de programmaleider van de show, altijd op zoek naar ‘de vent’ achter en in het werk, naar ‘de erudiete schrijver met de brede blik’. Hij is de ontdekker van het grote talent. Hij beslist wie wel en wie niet op het podium mag. Daarom bepaalt hij op de wekelijkse redactievergadering pas wie welke roman moet bespreken, nadat hij eerst zelf de boeken heeft doorgebladerd en met een gering gebaar, oogopslag of schampere opmerking duidelijk maakt hoe de opinie uit gaat vallen.
Literatuur is een snoepwinkel waar de balletjes lokken. Over welke bal het verleidelijkst glimt, heeft hij een boek geschreven. De lat van de literatuurkritiek moet omhoog. Naar zijn hoogte. Je kunt van de meest onopvallende roman een meesterwerk maken, mits je je argumenten, schimpscheuten en smaakoordelen in volzinnen en stilistische vondsten verpakt en verwijst naar de groten uit de wereldliteratuur. Zij zijn je garantie voor kwaliteit en eruditie.
Hij kijkt uit het raam. Soms voelt de poortwachter meer zielen in zijn borst kroelen. Dit land kent zo weinig écht talent. Très, très triest. Elk jaar komt er wel iemand aan zijn deur voor een state of art met betrekking tot de Nederlandse literatuur. Weinig proza dat de dwingende aanvechting wekt het te savoureren. Niets staat hem meer tegen dan de efemere actualiteit van de contemporaine roman. Obsolete stijlvormen, gemeenplaatsen, stoplappen, open deuren.
En al jaren ergert hij zich aan die goedlopende polderthrillers van vrouwen, opeenstapelingen van clichés zonder enige literaire verbeelding. Platitudes hebben vanzelf door hun herkenbaarheid een breed bereik…
‘Kom je terug in bed?’
Suf van de slaap heeft zijn vrouw zich half opgericht, knijpt haar ogen een paar keer snel achter elkaar dicht en geeft verbeten klopjes op het dekbed.
‘Kom.’
Hij reageert niet. Met een koppige trek om zijn mond blijft hij voor het raam staan en denkt aan de woorden van de schrijfster. Prikkelende uitspraken over mannen. Ze zijn zo eenzaam in hun lichaamshouding. Met zijn rechterhand wiegt hij zijn scrotum, jammer dat hij zijn eigen ballen niet meer kan zien. Hij wordt te dik, ieder jaar is zijn buik tien centimeter dikker, net als zijn vrouw. Hij tast naar zijn pik, trekt de voorhuid even snel op en neer. Ik zie de man als leermeester.
Hij krimpt ineen en gromt zachtjes. Verleid worden door een schrijvende vrouw, dat is toch wel de ultieme zaligheid. Hij moet meteen aan de slag. Opvallend diepzinnig debuut dat mooie ellipsen bevat. Het persoonlijke verhaal met de algemene les, de barokke wendingen, de helderheid die zij nastreeft. De roman ademt de noodzaak van een bredere bedding, waarin de essentialia die ze wil evoceren minder exclamatoir en gratuit worden.
Het ergste is, dat hij de schrijfster ooit heeft ontmoet. Op verzoek van een collega die al jaren meer was dan alleen een collega had hij met haar gegeten, omdat ze met iets belangrijks bezig was. Ze mocht er beslist zijn, maar in het restaurant was hij afgeleid door zijn aantrekkelijke collega, met wie hij na afloop van het etentje mee was gegaan naar huis. Zodra ze haar kamer binnen waren, trok ze zonder hem een seconde uit het oog te verliezen, haar bloes over haar hoofd, knoopte zijn broek los en liet zich op de grond glijden, alleen nog gekleed in een doorschijnende bh van zwart kant en een slipje.
Toen het al licht was geworden bekende zij tot zijn grote verrassing, haar tepels bewegend op het ritme van haar ademhaling, dat haar eerste roman uitkwam. Notabene bij de uitgeverij waar hij ooit, voordat hij literatuurcriticus bij het opinieblad werd, had gesolliciteerd en was afgewezen.
Vond hij dat critici geen schrijver konden worden als ze daar de aandrang toe voelde. Hoe zat het dan met die drie onafgemaakte manuscripten in zijn la? Ze fronste haar wenkbrauwen, legde haar hand op zijn ballen en keek hem aan. Hij dacht ruim een minuut na, kreeg zin om een tepel in zijn mond te nemen en er hard en lang aan te zuigen, maar moest haar zijn standpunt duidelijk maken.
‘Je hebt volkomen gelijk.Alleen in mijn geval staat er veel op het spel.’
Na die avond besloot hij meteen maatregelen te nemen. De verrichtingen van zijn inmiddels ex-collega, voor wie de journalistiek meer begrenzing voor haar creatieve aspiraties bood dan de romanvorm, volgde hij met argusogen. Een tragisch misverstand. Om de toon van de kritiek te zetten sabelde hij het boek een week voor verschijning neer. Wat een gotspe.
Aan ‘de schrijfster die met iets belangrijks bezig was’ had hij geen seconde meer gedacht. Tot het interview hem gisteren door toeval onder ogen kwam. Het stond in een obscuur damesblad van zijn vrouw, dat opengeslagen op tafel lag. Bij het zien van haar portret was hij heimelijk begonnen te lezen. En toen had hij het ontdekt.
Daarom staat de poortwachter deze ochtend zo vroeg voor het raam. Om na te denken over zijn onthutsende ontdekking. Hij voelt zich verscheurd. Er zijn vrouwen die mannen tot lustobjecten reduceren en een obsessie maken van hun pik. Zij investeerde haar pathos in moderne wijsgeren. Het genot van een gedachte krijgen. Die vrouw heeft ballen. Filosofische ballen.
Onder het lezen had hij het duidelijk gevoeld. Hij kreeg een harde pik. En als híj er al een stijve van kreeg, wie dan… Ze is de droom van iedere man. Een lekker en slim sletje, intelligent en onschuldig maar bereid tot alle mogelijke perversiteiten. Hij kon een filosofische trend signaleren. Literatuur als filosofische vrijplaats. De Revisorgeneratie was ook filosofisch ingesteld, maar eerder epistemologisch. Wat is verbeelding, wat werkelijkheid?
De huidige filosofische interesse is pragmatischer en erotischer. De filosofische leermeesters als moderne helden. De nieuwe generatie wil het sacrale in de wereld invoeren. Literatuur moet de cohesie van de samenleving herstellen…
Zijn vrouw is gestopt met het kloppen van hun veren dekbed. In haar volle naaktheid is ze uit bed gekropen en loopt nu naar hem toe. Als ze een hand op zijn onderarm legt, rukt hij die met een heftig gebaar weg.
‘Waarom wil je niet?’
‘Wie zegt dat ik niet met je wil vrijen?’ antwoordt hij zonder zich om te draaien. Hij probeert zijn stem zo neutraal mogelijk te laten klinken. Ze pakt zijn schouders met beide handen, haar tong raakt zijn nek en hij voelt hoe zijn verstrakte rug onder haar aanrakingen ontspant.
‘Ik heb ook niet gezegd dat ik wél met je wil vrijen,’ zegt hij snel met dezelfde toonloze stem.
Zwijgend laat ze zich weer onder het dekbed glijden.
Na een paar minuten draait de poortwachter zich om naar de lokkende sponde. Schrijven behoort tot het domein van mannen. Ik houd van erudiete mannen. Terug in bed blijft hij met gesloten ogen liggen. Een mond zoekt zijn lichaam, glijdt traag langs zijn borst, blijft talmen boven de rand van zijn onderbroek. Met een rukje schuift zijn vrouw het ding omlaag, tegelijkertijd glijden haar lippen om zijn harde geslacht. Schrijven is een vorm van begeerte. De filosofische engelenhoer heeft gelijk. Vrouwen zijn op een tragische manier afhankelijk van mannen. De poortwachter geeft zich over aan zijn vrouw, die zijn ballen in haar handpalm geklemd houdt en smakkende geluidjes maakt. De brokkelige, zigzaggende, lapidaire, zo niet slalommende vorm waarin dit verloop van haar ontwikkeling gesteld is… Oh, hij bevindt zich nu in het paradijs en met warme, vochtige zuchten loost de poortwachter zijn kostbare zaad in de omgekrulde mond.
Uit De Revisor, 2006, nummer 1-2