Volkskrant 26 april 2016
Vreemdsoortig
Welke rol speelt afkomst in Nederland? Dat onderzoekt Robert Vuijsje in een reeks interviews. Schrijfster Ingrid Hoogervorst ( 63 ): 'Ik hoorde nergens bij.' ROBERT VUIJSJE De Volkskrant 26 april 2016 De moeder van Ingrid Hoogervorst kwam uit een welgestelde familie. 'Uit Nederlands-Indië. Ze woonde in het deftige Bennebroek. Toen trouwde ze met een jood. En ook nog een arme jood, die haar meenam naar een rothuis in Amsterdam-West.' Haar vader ging altijd op vakantie naar Duitsland. Dat bleef hij doen, ook na de Tweede Wereldoorlog. 'In het huis van mijn joodse familie, in Bennebroek, zaten tijdens de oorlog twee Duitse soldaten ingekwartierd, ik heb het verhaal nooit goed begrepen. Mijn vader vond dat zulke leuke jongens. Hij was gek op de Duitse cultuur, Goethe en Schiller. Mein Kampf had hij al ver voor de oorlog gelezen. Voor mijn vader was het een schok dat Duitsland zich tegen zijn soort keerde. 'Meteen na de bevrijding ging mijn vader naar Duitsland, hij bleef een jaar weg. Mijn moeder liet hij achter met drie jonge kinderen. Na een jaar werd zijn broer door zijn vader naar hem toe gestuurd, in Braunschweig: je hebt een vrouw en kinderen, je moet terugkomen naar Nederland.' |
Hoe groeide je op?
'Ons gezin was samengesteld uit botsende tegenstellingen. De machteloze woede van mijn moeder tegen de joodse zelfhaat van mijn vader, die niet geassocieerd wilde worden met het leed uit de oorlog. Mijn moeder werd geboren in Nederlands-Indië, maar ze was blond, een blanda, ze hoorde er daar niet bij. Op haar 20ste kwam ze naar Nederland, hier hoorde ze ook niet. Mijn moeder was altijd aan het schelden op Nederland.
'Bij ons thuis waren geen regels, niemand bemoeide zich met me. We mochten zoveel koekjes pakken als we wilden. Als een vriendinnetje aanbelde om te vragen of ik buiten kwam spelen, zei ik: dat mag niet van mijn vader. Dat vond ik zo'n mooi zinnetje, alsof iemand zich om mij bekommerde.
'Later begreep ik pas waarom het bij ons zo was. Van haar 4de tot haar 17de had mijn moeder bij de nonnen gezeten, ze kwam twee keer per jaar thuis. Ze kende geen gezinsleven, geen intimiteit. Een kusje voor het slapengaan, een boekje voorlezen, een verjaardag vieren - dat kende ze allemaal niet.
'Mijn vader deed laatdunkend over de ambities van zijn kinderen, daar moest hij om lachen. Ik wilde naar de universiteit, maar ik had geen idee hoe dat werkte, waar moest ik me opgeven? Mijn ouders hielpen me niet, toen heb ik het maar aan een leraar Duits gevraagd.
'Als middelbare scholier kocht ik een ketting met een davidster en mijn vader zei: je denkt toch niet dat jij joods bent? Mijn moeder was niet joods, dus ik was het niet. De broer van mijn vader trouwde in de synagoge met een joodse vrouw. Hun kinderen, mijn neven en nichten, hoorden ergens bij. Niemand begreep iets van het huwelijk van mijn ouders. Wij waren vreemden, daar in Amsterdam-West. Mijn vader was gereformeerd geworden. We woonden tussen de gereformeerde arbeiders. Hij had een goede baan bij De Nederlandsche Bank, we konden in een betere buurt wonen. Ik weet niet waarom hij dat niet deed. Niets klopte aan ons gezin.'
Wilde je schrijven over dit onderwerp?
'Al mijn romans zijn een onderzoek naar de botsing tussen tegengestelde culturen. Waar hoor je bij? Ik hoorde nergens bij. Na mijn jeugd bleef ik dat opzoeken. Op de universiteit vroegen ze: wat kom je hier doen? Ik droeg snelle kleren, maakte me op, ik paste niet tussen de andere studenten. Ze vroegen: ga je naar een feest of zo, met die kleren? Daarna heb ik twaalf jaar Nederlands gegeven op een stijf Goois gymnasium. Daar hoorde ik ook niet.'
Hoe was het om bij De Telegraaf te werken?
'Vanwege hun oorlogsverleden, bedoel je? Voor mij was dat geen reden om daar niet te werken. Mijn vader las De Telegraaf, net zoals hij uitgebreid schouderkarbonades at. Hij sprak Jiddisch en zag er zo joods uit, en zijn kinderen ook. Maar we waren niet joods.
'In de jaren negentig lag De Telegraaf er helemaal uit in de literaire wereld. Ze hadden miljoenen lezers. Ik wilde die krant op de literaire kaart zetten en dat is me gelukt. Ik werd totaal vrijgelaten, ik mocht doen wat ik wilde. Bij die krant heerste rechts anarchisme.'
Voel je je verbonden met andere mensen die schrijven over hun afkomst?
'Nee, helemaal niet. Hun identiteit ligt vast. Leon de Winter is Joods, Marion Bloem is Indisch, Abdelkader Benali is Marokkaans. Zij schrijven daarover. Ik was niet Indisch, niet Joods, niet rijk, niet arm. Dat hele duidelijke: dit is wat ik ben, ik kende dat niet.
'Mijn identiteit lag in de rafelranden, het was alleen maar verwarrend. In het eerste jaar van de universiteit moest ik schrijven over mijn afkomst. Ik schreef dat ik uit een arbeidersgezin kwam, wist niet eens wat arbeiders waren, maar ik dacht: dat zullen wij wel zijn. Mijn vader las het en begon te lachen. Je bent gek, zei hij.'
---
Ingrid Hoogervorst (Nederland, 1952) werkte twaalf jaar aan het Gemeentelijk Gymnasium in Hilversum en dertien jaar voor De Telegraaf. In 2000 publiceerde ze Vreemdeling in eigen landschap, een interview-bundel over de schrijver als buitenstaander. In 2003 kwam haar debuutroman uit, Woede. Begin dit jaar verscheen haar vijfde roman, Zeeschuim.
Sinds 2008 recenseert ze op zaterdag, om de drie weken, boeken voor de AvroTros Nieuwsshow op Radio 1.
---
Nederlands
'Als ik schrijf.'
Joods
'Ik weet dat mijn schrijverschap voortkomt uit de kant van mijn vader, maar ik heb moeite met die identiteit, ik associeer het met schaamte.'
Indisch
'Dat mag ik me niet voelen, want ik ben het niet.'
Eten
'Ik ben opgegroeid met Indisch eten. Mijn moeder wist alleen hoe het moest smaken, ze liet mijn vader het maken.'
Mohammedcartoons
'Wij hebben de absolute vrijheid om alles te zeggen en te doen. Die cartoons zijn niet getekend om te kwetsen, maar om te relativeren.'
---
In gesprek
Schrijver Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Beste vriend) interviewt voor V Nederlanders over de rol die afkomst speelt in hun leven. Mede gebaseerd op deze serie verscheen onlangs zijn boek Kaaskoppen. Hij spreekt onder anderen nog met Franc Weerwind (Surinaams), burgemeester van Almere, en dj Laidback Luke (Filipijns).
Hoe groeide je op?
'Ons gezin was samengesteld uit botsende tegenstellingen. De machteloze woede van mijn moeder tegen de joodse zelfhaat van mijn vader, die niet geassocieerd wilde worden met het leed uit de oorlog. Mijn moeder werd geboren in Nederlands-Indië, maar ze was blond, een blanda, ze hoorde er daar niet bij. Op haar 20ste kwam ze naar Nederland, hier hoorde ze ook niet. Mijn moeder was altijd aan het schelden op Nederland.
'Bij ons thuis waren geen regels, niemand bemoeide zich met me. We mochten zoveel koekjes pakken als we wilden. Als een vriendinnetje aanbelde om te vragen of ik buiten kwam spelen, zei ik: dat mag niet van mijn vader. Dat vond ik zo'n mooi zinnetje, alsof iemand zich om mij bekommerde.
'Later begreep ik pas waarom het bij ons zo was. Van haar 4de tot haar 17de had mijn moeder bij de nonnen gezeten, ze kwam twee keer per jaar thuis. Ze kende geen gezinsleven, geen intimiteit. Een kusje voor het slapengaan, een boekje voorlezen, een verjaardag vieren - dat kende ze allemaal niet.
'Mijn vader deed laatdunkend over de ambities van zijn kinderen, daar moest hij om lachen. Ik wilde naar de universiteit, maar ik had geen idee hoe dat werkte, waar moest ik me opgeven? Mijn ouders hielpen me niet, toen heb ik het maar aan een leraar Duits gevraagd.
'Als middelbare scholier kocht ik een ketting met een davidster en mijn vader zei: je denkt toch niet dat jij joods bent? Mijn moeder was niet joods, dus ik was het niet. De broer van mijn vader trouwde in de synagoge met een joodse vrouw. Hun kinderen, mijn neven en nichten, hoorden ergens bij. Niemand begreep iets van het huwelijk van mijn ouders. Wij waren vreemden, daar in Amsterdam-West. Mijn vader was gereformeerd geworden. We woonden tussen de gereformeerde arbeiders. Hij had een goede baan bij De Nederlandsche Bank, we konden in een betere buurt wonen. Ik weet niet waarom hij dat niet deed. Niets klopte aan ons gezin.'
Wilde je schrijven over dit onderwerp?
'Al mijn romans zijn een onderzoek naar de botsing tussen tegengestelde culturen. Waar hoor je bij? Ik hoorde nergens bij. Na mijn jeugd bleef ik dat opzoeken. Op de universiteit vroegen ze: wat kom je hier doen? Ik droeg snelle kleren, maakte me op, ik paste niet tussen de andere studenten. Ze vroegen: ga je naar een feest of zo, met die kleren? Daarna heb ik twaalf jaar Nederlands gegeven op een stijf Goois gymnasium. Daar hoorde ik ook niet.'
Hoe was het om bij De Telegraaf te werken?
'Vanwege hun oorlogsverleden, bedoel je? Voor mij was dat geen reden om daar niet te werken. Mijn vader las De Telegraaf, net zoals hij uitgebreid schouderkarbonades at. Hij sprak Jiddisch en zag er zo joods uit, en zijn kinderen ook. Maar we waren niet joods.
'In de jaren negentig lag De Telegraaf er helemaal uit in de literaire wereld. Ze hadden miljoenen lezers. Ik wilde die krant op de literaire kaart zetten en dat is me gelukt. Ik werd totaal vrijgelaten, ik mocht doen wat ik wilde. Bij die krant heerste rechts anarchisme.'
Voel je je verbonden met andere mensen die schrijven over hun afkomst?
'Nee, helemaal niet. Hun identiteit ligt vast. Leon de Winter is Joods, Marion Bloem is Indisch, Abdelkader Benali is Marokkaans. Zij schrijven daarover. Ik was niet Indisch, niet Joods, niet rijk, niet arm. Dat hele duidelijke: dit is wat ik ben, ik kende dat niet.
'Mijn identiteit lag in de rafelranden, het was alleen maar verwarrend. In het eerste jaar van de universiteit moest ik schrijven over mijn afkomst. Ik schreef dat ik uit een arbeidersgezin kwam, wist niet eens wat arbeiders waren, maar ik dacht: dat zullen wij wel zijn. Mijn vader las het en begon te lachen. Je bent gek, zei hij.'
---
Ingrid Hoogervorst (Nederland, 1952) werkte twaalf jaar aan het Gemeentelijk Gymnasium in Hilversum en dertien jaar voor De Telegraaf. In 2000 publiceerde ze Vreemdeling in eigen landschap, een interview-bundel over de schrijver als buitenstaander. In 2003 kwam haar debuutroman uit, Woede. Begin dit jaar verscheen haar vijfde roman, Zeeschuim.
Sinds 2008 recenseert ze op zaterdag, om de drie weken, boeken voor de AvroTros Nieuwsshow op Radio 1.
---
Nederlands
'Als ik schrijf.'
Joods
'Ik weet dat mijn schrijverschap voortkomt uit de kant van mijn vader, maar ik heb moeite met die identiteit, ik associeer het met schaamte.'
Indisch
'Dat mag ik me niet voelen, want ik ben het niet.'
Eten
'Ik ben opgegroeid met Indisch eten. Mijn moeder wist alleen hoe het moest smaken, ze liet mijn vader het maken.'
Mohammedcartoons
'Wij hebben de absolute vrijheid om alles te zeggen en te doen. Die cartoons zijn niet getekend om te kwetsen, maar om te relativeren.'
---
In gesprek
Schrijver Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Beste vriend) interviewt voor V Nederlanders over de rol die afkomst speelt in hun leven. Mede gebaseerd op deze serie verscheen onlangs zijn boek Kaaskoppen. Hij spreekt onder anderen nog met Franc Weerwind (Surinaams), burgemeester van Almere, en dj Laidback Luke (Filipijns).